Correlatie lage energietarieven, sterke concurrentiepositie en welvaart
24 Jul 2021, 14:41
foto


De wereldeconomie is simplistisch gezegd een globale markt waarop personen, bedrijven en landen in concurrentie met elkaar allerlei producten afzetten. De concurrentiekracht van deze actoren wordt in beginsel bepaald door de kwaliteit-prijsverhouding van de producten die zij op die markt brengen. Hoe beter de kwaliteit-prijsverhouding hoe groter de kans op succes.

In de evolutie van de mensheid is door de eeuwen heen in principe de arbeidskracht van mensen en dieren steeds meer vervangen door voornamelijk kunstmatige energie. Ook is het assortiment aan producten steeds verder toegenomen. Deze producten worden vervaardigd door de bewerking en verwerking van ruwe grondstoffen tot zuivere grondstoffen, hulpstoffen, halffabricaten en eindproducten. Ruwe grondstoffen op hun natuurlijke vindplaatsen hebben geen economische waarde. Zo heeft het goud in ons binnenland geen enkele waarde alvorens het is gemijnd en ontdaan van allerlei onzuiverheden. Het mijnen en verwerken vergt voornamelijk energie, zeker als u bedenkt dat ook menselijke arbeid een vorm van energie is, waardoor er op deze wijze sprake is van waardetoevoeging. Hoe lager de energiekosten hoe lager de kostprijs en hoe sterker de concurrentiepositie op de exportmarkt.

Producten zijn in de aangehaalde perceptie dus niets anders dan een vorm van geaccumuleerde energie, welke tot uiting komt in de upgrading of vormverandering van basisgrondstoffen. Er is dus een zeer nauwe correlatie tussen energieverbruik, economische bedrijvigheid en uiteindelijk het Bruto Nationaal Product (BNP). Het energieverbruik zal daarbij toenemen naar gelang wij in staat zijn met succes meer producten te produceren en dat zal het geval zijn indien het energieaandeel in de kosten zo laag mogelijk is.

In deze context moet elk besluit om energietarieven aan te passen worden gezien als een puur economische maatregel, welke derhalve met de nodige voorzichtigheid moet worden genomen. Dergelijke besluiten kunnen niet worden genomen om een subsidieprobleem op te lossen of om te voorzien in enig geldgebrek waarmee een toevallige overheid op een incidenteel moment kampt.

In Suriname is het probleem al jarenlang een stagnerende economie, hetgeen vooral wordt veroorzaakt door het onvermogen of de onwil om bedrijven van de grond te krijgen die per saldo succesvol deviezen genereren. Vanaf onze onafhankelijkheid zijn heel wat parastatale productiebedrijven over de kop gegaan door mismanagement en politieke inmenging, denk maar aan Mariënburg, SML, GPOV, Bruynzeel, Alliance, Surinam Timber, Sugam, Tropica, NATCAR, SMS, LM Victoria, LM Patamacca, de Para Industries, etc. Een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle herstart van deze bedrijven en het opzetten van nieuwe productiebedrijven, is concurrerende energietarieven.  

Voor ons land kan onderscheid gemaakt worden in drie categorieën producten:
1. Lokaal vervaardigde 'resource based' producten waarbij de lokale energiekosten van doorslaggevende betekenis zullen zijn op de kostprijs.

2. De productie van producten die worden vervaardigd met behulp van importgrondstoffen en/of halffabricaten waarvan de kostprijs grotendeels zal afhangen van de importaandeel en deels van de lokale waardetoevoeging.

3. De geïmporteerde eindproducten, waarbij de waardetoevoeging beperkt blijft tot; tax-, transport- en opslagkosten en een winstmarge.

Wanneer we het BNP mogen beschouwen als het collectief van producten die worden vervaardigd, dan zal elk land trachten om een deel van die producten te exporteren om op deze wijze deviezen te genereren. Met de deviezeninkomsten worden dan producten geïmporteerd die dat land zelf niet kan produceren. Het liefst zijn de deviezeninkomsten genoeg om een overschot op de betalingsbalans te bewerkstelligen. Wel nu, de verschillende exportproducten hebben alle een prijs op de wereldmarkt. Hoe groter het verschil tussen deze wereldmarktprijs en de lokaal geldende kostprijs, hoe sterker de concurrentiepositie.

Daar het er uiteindelijk om gaat zoveel mogelijk te verdienen aan de exporten, zal men trachten om de producten af te zetten tegen prijzen die zo dicht mogelijk tegen de wereldmarktprijzen aan liggen. Er wordt derhalve gestreefd naar een zekere optimalisatie die kan worden bewerkstelligd door o.a. een gericht energie beleid dat naadloos aansluit op het productie- en exportbeleid.

Energie dient niet alleen zowel in letterlijke als figuurlijke zin als de motor van de economie, ze heeft ook nog een tweede minstens even belangrijke functie m.n. de optimalisering (regeling) van deze economie. Zaken als een positieve betalingsbalans, begrotingsevenwicht, stabiliteit van de munteenheid, verbetering van de koopkracht, etc. kunnen in gunstige zin worden bevorderd middels een gericht energiebeleid. Dit beleid zal in elk geval minimaal de volgende uitgangspunten in zich moeten hebben;

1. Het zal het uitgezette economisch beleid van de overheid (productieverhoging, importvervanging, diversificatie,  exportbevordering, etc.) moeten ondersteunen.

2. Het gehanteerde gemiddelde tarief moet voldoende rendement genereren om de interne investeringen te kunnen financieren (in Suriname 10%).

3. Het stimuleren van een zo laag mogelijke gemiddelde energiekostprijs en gemiddeld tarief.

De bovengenoemde uitgangspunten zullen natuurlijk concreet uitgewerkt moeten worden in beleid op basis van de bestaande realiteit van onze energievoorziening.

Ir. Kenneth Vaseur
(Expert Energievoorziening en ex-directeur EBS)
Advertenties