Recentelijk werd telefonisch mijn bestelling geweigerd bij een klein afhaaltentje waar ik met enige regelmaat te klant was. Aan mij werd doorgegeven dat de reden daartoe is, dat ik in mijn sociale kringen zou hebben aangegeven dat het personeel in de keuken en ook het bedienend personeel, geen mond- en neusbedekking draagt.
Alhoewel hoop doet leven dat na dit incident er verandering zou komen, was ik in eerste instantie ontzettend verontwaardigd hierom. Niet omdat ik het persoonlijk opvatte, want ik ken de mensen die daar het roer in handen hebben niet persoonlijk en niet eens bij naam. Ook niet omdat ik er geen eten meer kon halen, omdat er tal van goede restaurants in ons dierbaar Suriname zijn. Maar, omdat het slechts een klein symptoom is van een groter probleem dat binnen de samenleving speelt, te weten: de normalisering van dictatoriaal en discriminerend gedrag en verloedering van respect voor elkaar.
Mag de eigenaar van een eettentje ervoor kiezen mij te discrimineren
omdat ik een mening heb, namelijk dat het dragen van een mond- en neusbedekking aan het
werk en in openbare aangelegenheden, essentieel is tijdens een pandemie? Heb ik
geen recht meer op een eigen observerend vermogen? Is het dragen van mond- en neusbedekking niet iets dat hoog noodzakelijk is om ons allen te beschermen
tegen elkander en is het sinds kort ook niet verplicht? Heb ik het recht niet
meer om eettentjes en restaurants te bespreken in mijn eigen sociale kringen en
heb ik dus geen recht op vrije meningsuiting?
Mijn opvatting is dat het
ontzettend respectloos zou zijn als wij ons deel niet deden om de verspreiding
van het Covid-19 virus tegen te gaan. Ik
ben er namelijk heilig van overtuigd dat de minister van Volksgezondheid, Amar
Ramadhin, heel veel offers brengt en slapeloze nachten tegemoet gaat om onze
samenleving te beschermen en zo secuur mogelijk deze pandemie aanpakt.
Een individu kwalijk
nemen voor vertoning van discriminerend gedrag is een verschijnsel waar wij aandacht
aan moeten besteden, omdat wij als collectief dit gedrag hebben gecultiveerd de
afgelopen 10 jaar. Het is onder andere de reden dat ik mijn ontslag heb
ingediend als hoofd van het Bureau Communicatie en Media eind 2018 bij het
Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Bij de oprichting van het NII
werd het werk ons haast onmogelijk gemaakt. Het volk mocht niet meer
transparant en oprecht geïnformeerd worden over het reilen en zeilen van het
onderwijs. Alles moest eerst gescreend worden en ik kreeg er op een onaangename
wijze nog een leidinggevende bij, waardoor het al bureaucratisch log systeem
nog logger werd. Als werd getracht iets de ether in te helpen zonder het
toeziend oog van het NII, werd de directeur van het ministerie opgedragen mij
en de staf van het bureau communicatie en media op het matje te roepen. Soms werd zelfs de minister op het matje
geroepen. Het was een cultuur van Censuur: “My way or the highway!”
Deze censuurcultuur is
ons zo eigen geworden en is recentelijk in een nieuw jasje gestoken. NII dat nu Communicatie Dienst Suriname
heet, blijkt het de normaalste zaak te vinden om mensen zoals de arts Ruben Del
Prado die hele goede inzichten kunnen geven aan gesprekken die vandaag de dag
van erg groot belang zijn, te schrappen uit een tv-programma van de STVS. Het is
nu niet de bedoeling om een enkeling of individu kwalijk te nemen. De kwestie is
wederom een symptoom van de staat waarin de maatschappij verkeert. Om
onervarenheid of sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van individuen te analyseren
heeft geen zin. Het is de collectieve verantwoordelijkheid van ons allen om
verandering te brengen en het recht op vrije meningsuiting
te herstellen.
Juan Pawiroredjo