Rudolf Elias, algemeen directeur van Staatsolie, blijft onvermoeibaar oproepen tot een nationale discussie over de toekomst van de olie-industrie van het land. (Foto: René Gompers)
Rudolf Elias, algemeen directeur van Staatsolie, blijft pleiten voor een nationale discussie nog
voordat er olievondsten zijn gedaan. Hij heeft herhaaldelijk gezegd dat
Suriname moet weten waar het naartoe gaat als er olievondsten worden gedaan. Er
zijn teveel voorbeelden van olierijke landen die lijden onder de ‘resource curse’: het
fenomeen waarbijlanden met enorme
hoeveelheden aan natuurlijke hulpbronnen, er juist niet beter van worden.
Volgens de United States
Geological Survey bevat de Guyana-Suriname basin, 13,6
miljard vaten olie en 32 triljoen kubieke voet aan gas. Ondertussen heeft
buurland Guyana 5 miljard vaten aan olie ontdekt. Het is een lange en moeizame weg
geweest naar de ‘fairytale
discovery’ zoals de ontdekking wordt beschreven. De
Guyanezen zijn sinds 1916 op zoek naar aardolie. Een halve eeuw later, in 1967,
is de zoektocht naar het zwarte goud verplaatst naar de offshore (diepzee). Het
is ExxonMobil die sinds 2008 zocht en er zeven jaren later
- in 2015 - in slaagde om de winbare reserves aan olie te vinden.
Hoewel de zekerheid er altijd was dat er offshore oliereserves waren én
er zolang gezocht is, blijkt nu dat het land zich nauwelijks heeft voorbereid.
Guyanese en andere buitenlandse media melden dat Guyana technisch,juridisch, maatschappelijk, technologisch en
politiek nog steeds niet ‘ready’ is voor
de miljarden investeringen die aan het eind van dit jaar het land zullen
binnenstromen.
Elias houdt de ontwikkelingen in het buurland bij. “Guyana weet al vijf
jaar dat die geldstromen gaan komen, al eind van dit jaar,” merkt hij op. “Maar
het land heeft nog geen enkele potentiële regelgeving waarmee gaat worden
bepaald wat zal worden gedaan met het geld." Ofschoon Guyana in
tegenstelling tot Suriname beschikt over een Welvaartsfonds, weet niemand hoe
dat gaat werken, en hoe het geld zal worden uitgegeven. "In principe geldt
dat ook voor Suriname," zegt de Staatsolie-topper. "We moeten op
nationaal niveau gaan nadenken over ‘what if’.
Zoals Guyana, Ghana en al die landen aan ons zeggen, moeten we de discussie op
gang brengen vóór deolievondst en niet
erna.”
Staatsolie bereidt zich wel degelijk voor op de verschillende
scenario's. Bij een olievondst op diepzee wil het bedrijf een volwaardige
partner zijn. Het land kan dan heel veel meer verdienen dan wanneer het slechts
een ‘grondstoffenland’ zou zijn. Maar daarvoor is er ruim US$ 2 miljard nodig.
Het bedrijf heeft in november een Industrial
Baseline Study (IBS) verricht waarbij gemeten is of het Surinaams
bedrijfsleven op dit moment, als er olie gevonden is, zou kunnen meeliften.
Voor de meeste bedrijven die hebben deelgenomen was het resultaat niet
positief. Maar ruimte voor verbetering is er nog steeds, deelt Elias even
optimistisch mee.
Dat de Surinamerivier nog steeds niet kan worden uitgebaggerd, blijft
een heikel punt. Suriname verliest daardoor miljoenen Amerikaanse dollars aan
inkomsten. De rivier is niet diep genoeg om de grote schepen die verbonden zijn
aan de boorplatformen, te accommoderen, dus wijken ze uit naar Trinidad. Maar Guyana blijft niet stil zitten. Ze
bouwen in raptempo hun eigen faciliteiten, informeert Elias. “We verliezen een
heleboel business aan Trinidad. Maar dadelijk gaat er ook een heleboel business
naar Guyana.”
Terwijl de multinationals in de offshore van Suriname naar olie zoeken,
zoekt Staatsolie geheel op eigen kosten langs de kust (nearshore).“We hebben
aangetoond dat ondanks we een lage rivier hebben, we alles van het nearshore project vanuit Suriname doen. Dat
wil zeggen dat het kan, maar het is wel duurder." De Staatsolie-topper wil
ook de buitenlandse bedrijven in het offshore gebied, dichter bij huis hebben
om zaken te doen. "Vooral als de rivier is uitgebaggerd, zal dat heel
gemakkelijk gaan.” De overheid heeft eerder meegedeeld dat zij voor het eind
van het jaar met het baggeren zal beginnen.
Elias merkt op dat als de politiek zich teveel gaat bemoeien met de
sector,zaken slecht kunnen aflopen. Hij
haalt Venezuela en Trinidad als voorbeeld aan. Het “goedkope olie” beleid van
Venezuela heeft dat land, die de grootse oliereserves ter wereld heeft, de das
omgedaan. “Wij hebben last van de goedkope olie, Venezuela heeft ook last ervan
want ze zijn failliet. Zij hebben gesubsidieerd. Ze hebben niet geluisterd naar
vraag en aanbod, en de wereldmarktprijs," illustreert Elias. "Men
dacht omdat Venezuela goedkoop olie produceert, dat ze de olie ook goedkoop
moest verkopen. It doesn't work like that in
the world." Eraan toevoegend: "En dan krijg je dat als de
politiek zich er teveel mee gaat bemoeien, dat het verkeerd gaat met prachtige
bedrijven."
Regionaal heeft Staatsolie de status van het beste oliebedrijf. Het
bedrijf produceert op goedkope manier olie en heeft een meer dan goed vermogen
om geld te verdienen, ook als de wereldmarktprijs lager wordt. Staatsolie kan
nog 25 jaren verdienen aan de reserves die het nu heeft; 1 miljard barrels. Het
bedrijf denkt binnen drie weken een grote vondst te doen aan de kust voor
Nickerie; ruim 800 miljoen vaten olie. Het is daarom dat Elias keer op keer
blijft hameren op een nationale discussie over de verdere toekomst van de
olie-industrie van Suriname.