Kwestie SPSB: trial by media en botsende grondrechten
12 May 2019, 19:17
foto
Orlando Mo-Ajok


(Aangeboden)

Het gaat in de SPSB-zaak om een botsing van fundamentele rechten, te weten het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (recht op privacy. Daarbij staan twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van de klokkenluider om zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over (beweerdelijk aanwezige) misstanden die de samenleving raken, en aan de andere kant het belang van de 'gedupeerde rekeninghouders' om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan hun integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam.

In deze bijdrage laat ik mijn licht schijnen over de belangen die tegen elkaar afgewogen moeten worden als zich een spanning voordoet tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy anderzijds. Daarbij moet voorop worden gesteld dat het in de openbaarheid brengen van onjuiste, onvolledige of misleidende feiten en/of mededelingen onrechtmatig is. Bovendien mogen beweringen door onvolledigheid niet misleidend zijn en ook niet onnodig grievend, met name als het gaat om een ernstige beschuldiging, strafrechtelijke verdenking of verdachtmaking dat er financiële malversaties hebben plaatsgevonden. De voornaamste redenen voor het naar buiten brengen van negatieve publiciteit, is meestal het publiek te behoeden respectievelijk te waarschuwen voor een misstand. In dat verband is van belang dat in een democratische samenleving het doel van een 'public watchdog' is: het voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. De vrijheid van meningsuiting is voor een 'public watchdog' dan ook van essentiële betekenis.

Als de naam van een bepaalde persoon in ongunstige ('beschamende') zin in de publiciteit wordt gebracht, kan die persoon daardoor ernstige reputatie- en prestigeschade ondervinden. Een anonieme klokkenluider behoort zich vooraf dan ook de vraag te stellen: dien ik met het openbaar maken van materiaal een publiek belang/debat of ben ik alleen maar uit op sensatie? De moraal is: bezint eer gij begint! Verder moet er een onderscheid worden gemaakt tussen het informeren over feiten (ook controversiële) die bijdragen aan het publieke debat, bijvoorbeeld met betrekking tot politici in het uitoefenen van hun functie, en het informeren over (uitsluitend) het privéleven van een individu die geen officiële functie vervult. Indien, het bevredigen van de nieuwsgierigheid van een specifiek publiek aangaande het privéleven van een persoon het enige doel dan is géén sprake van een bijdrage aan het publieke debat, ondanks dat een persoon een bekend figuur is.

Het antwoord op de vraag welke recht dient te prevaleren als er zich een spanning voordoet tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting en het recht op privacy anderzijds, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de aard van de geuite verdenkingen, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, de ernst van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak willen stellen, de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen en de aard van het medium waarin de uitlatingen zijn gedaan.

Ook de mate van waarschijnlijkheid dat het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden, het gezag dat derden zullen toekennen aan degene die de uitlatingen deed en het gedrag en de positie van de benadeelde, zijn van belang. Met het vereiste van de mate waarin de verdenking steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal wordt aangegeven, dat de aangevoerde omstandigheden objectief en verifieerbaar dienen te zijn. De aangevoerde daden, eigenschappen of gedragingen van de vermeende fraudeur dienen voor iedere - weldenkende en over een gezond verstand beschikkende - klokkenluider voldoende te zijn om de beschuldiging van financiële malversatie te rechtvaardigen.

Ik veronderstel dat de klokkenluider door openbaarmaking en publicatie van de SPSB documenten het uitlokken van het publieke debat omtrent een vermeende misstand, namelijk financiële malversaties bij de SPSB ten doel heeft en dat hij op grond van zijn functie als 'public watchdog' en de vrijheid van meningsuiting, een inbreuk op het recht van privacy van de 'gedupeerde' rekeninghouders geoorloofd en gerechtvaardigd heeft geacht. De klokkenluider heeft uit de informatie vervat in de SPSB documenten de conclusie getrokken dat zich bij SPSB financiële malversaties hebben voorgedaan, omdat uit de informatie in de SPSB documenten kennelijk afgeleid kan worden dat middelen van de SPSB zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond bepaalde personen ten goede is gekomen.

Kennelijk wekken de SPSB documenten de indruk dat een aantal personen door SPSB uit vrijgevigheid zijn bevoordeeld. Er is dus sprake van een schenking, respectievelijk onverschuldigde betaling, dan wel ongerechtvaardigde verrijking. Indien de beschuldiging/verdenking van financieel ongeoorloofde transacties voldoende mate steun vinden in de in de openbaarheid gebrachte SPSB documenten, dan dient in mijn optiek de vrijheid van meningsuiting van de klokkenluider zwaarder te wegen dan het recht van de SPSB en de 'gedupeerde rekeninghouders' op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.

mr. O.H.A. Mo-Ajok
Advertenties

Thursday 28 March
Wednesday 27 March
Tuesday 26 March