Zoeklicht op monetaire financiering
18 Jul 2018, 00:00
foto
Jim Bousaid


Jim Bousaid, die na de aandeelhoudersvergadering van de Hakrinbank als algemeen directeur kritiek uitte op de wijze waarop de Staat het financieringstekort dekt, gaat in dit artikel nader in op zijn bewering.

De aanleiding
Op de recent gehouden aandeelhoudersvergadering van de Hakrinbank N.V. heb ik bij de presentatie van het verslag over het jaar 2017 in mijn hoedanigheid van Chief Executive Officer mijn zorg geuit over het nog te hoge financieringstekort van de Staat, dat grotendeels werd gedekt door krediet van de commerciële banken in Suriname. Daarbij heb ik tevens gewezen op de risico’s die deze monetaire financieringswijze met zich meebrengt.

Naar aanleiding van de daarna ontstane discussie meen ik er goed aan te doen in deze notitie enige aandacht te besteden aan wat in de literatuur onder monetaire financiering wordt verstaan. Vanwege het technische karakter van deze materie heb ik over deze aangelegenheid advies ingewonnen bij monetaire deskundigen. Wij hebben antwoorden gezocht en gevonden op de volgende drie vragen:
• Is kredietverlening door commerciële banken monetaire financiering?
• Wat zijn de risico’s van het in een bepaald jaar gebruiken van opgepotte gelden?
• Waarom leidt het gebruik van inflatoire financieringsmiddelen niet altijd tot inflatie?

Kredietverlening van commerciële banken is per definitie monetaire financiering
Uit de geraadpleegde literatuur blijkt dat kredietverlening van geldscheppende instellingen als zogenaamde monetaire financiering moet worden aangemerkt. Dit geldt voor elke transactie die leidt tot vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid (M), ook indien een krediettransactie voortvloeit uit in een vorige periode in omloop gebracht geld.

Van monetaire financiering is ook sprake indien de Staat een beroep doet op de kredietfaciliteiten van commerciële banken. Juist daarom worden deze banken gerekend tot de sector der geldscheppende instellingen. Hierover is er in de literatuur geen verschil van mening. Ik volsta daarom met de twee volgende citaten.

Professor Arnold Heertje merkt op pagina 150 van zijn in 2014 verschenen boek getiteld Economie het volgende op: “Al te gemakkelijk doet de overheid een beroep op het geldscheppende vermogen van de Centrale Bank of de andere geldscheppende banken om tekorten op haar begroting te financieren. Er wordt daardoor geld in omloop gebracht dat door niemand is verdiend. Men spreekt in dat geval van monetaire financiering.”

Professor Wim Boonstra stelt op pagina 14 van een speciale publicatie van de Rabobank van 21 mei 2015 Hoe werkt geldschepping?: “Er kan ook geld worden gecreëerd als de overheid staatsschuld uitgeeft en de centrale bank die schuld meteen opkoopt. Dat geld komt op de rekening van de overheid; die bankiert immers bij de centrale banken en zo kan extra geld in omloop komen. Dit laatste gebeurt zodra de overheid het geld uitgeeft. Dit proces wordt wel aangeduid als monetaire financiering.”

In omloop brengen van opgepotte gelden leidt tot vergroting van de geldstroom
Monetaire economen spreken een eigen taal en gebruiken bij hun analyse specifieke begrippen. In de loop der tijd hebben zij een analytische methodiek ontwikkeld, die ons in staat stelt kwantitatief vast te stellen in welke mate de geldstroom (MV) gedurende een periode van bijvoorbeeld een jaar is toe- of afgenomen. Mede op basis hiervan kan vervolgens worden nagegaan welke effecten deze verandering heeft op de goederenstroom (PT) en op de betalingsbalans.

Veranderingen in de geldstroom voltrekken zich onder meer indien de transacties van de Staat per saldo resulteren in een liquiditeitstekort dat moet worden gedekt door een beroep te doen op zogenoemde inflatoire financieringsmiddelen. Deze middelen omvatten zowel de kredietopname bij geldscheppende banken als de intering op eigen liquide reserves.

De intering draagt bij tot vergroting van de omloopsnelheid van het geld (V). Deze vergroting is van invloed op de in de economie circulerende geldstroom en daardoor op het productievolume, de betalingsbalans en/of het algemeen prijspeil.
De statistische analyse van de Centrale Bank richt zich mede op de geldstroom
De Centrale Bank van Suriname hanteert de hier ruw geschetste monetaire analyse techniek nog steeds. Dit blijkt uit de tabellen 3a en 7a van de macro-economische statistieken die op haar website worden gepubliceerd.

Tegen de achtergrond van de in de voorgaande gegeven definitie van inflatoire financieringsmiddelen en van de achterliggende monetaire filosofie moeten de cijfers betreffende de transacties tussen de geldscheppende instellingen en de Staat als volgt worden geïnterpreteerd:
De Staat deed in 2017 voor een bedrag van in totaal SRD 1.497 miljoen beroep op inflatoire financieringsmiddelen ter dekking van zijn liquiditeitstekort. Uitgedrukt in het geschatte bruto binnenlands product was dit bedrag gelijk aan 6%. Het liquiditeitstekort werd voor 66% gedekt door kredietverlening en voor de overige 34% door intering op tegoeden.

Het krediet aan de Staat werd vrijwel geheel verstrekt door de commerciële banken. Bij de Centrale Bank werd geen krediet opgenomen; dit was conform de in 2016 overeengekomen afspraak tussen de minister van Financiën en de president van de Centrale Bank. Hiervan werd ook in het verslag van de Hakrinbank melding gemaakt.

De Staat teerde voor SRD 588,5 miljoen in op zijn tegoeden bij de Centrale Bank, die hij in voorgaande jaren vooral uit buitenlandse leningopbrengsten had opgebouwd. De oppotting in 2016 had het karakter van een deflatoire financiering, terwijl in 2017 de intering op deposito’s bijdroeg tot toename van de omloopsnelheid van het geld. In de monetair-technische terminologie werd er dan ook in dat jaar een beroep gedaan op inflatoire financieringsmiddelen. Het is niet zinvol en ongebruikelijk om de Staat hiervoor een verwijt te maken.

Gebruik van inflatoire financieringsmiddelen roept niet altijd negatieve effecten op
Hoe moet nu het nogal omvangrijk beroep op inflatoire financieringsmiddelen door de Staat in 2017 worden beoordeeld? Bedoeld beroep heeft positieve gevolgen indien het gebruik van bedoelde middelen leidt tot vergroting van het productievolume. Anderzijds kan dit gebruik negatieve effecten veroorzaken die tot uitdrukking komen in onder andere verstoringen van de betalingsbalans, deviezenverlies en vervolgens tot aanwakkering van de inflatie die gepaard gaat met koopkrachtverlies.

De genoemde negatieve effecten van het gebruik van inflatoire financieringsmiddelen waren in 2017 gelukkig niet zichtbaar. Bepaalde indicatoren verbeterden zelfs, waarbij vooral de stijging van de goederenexport opviel. Dit droeg bij tot stijging van de internationale reserves met US$ 43 miljoen of met 11%. Het bleef rustig op de valutamarkt. Hierdoor verminderde het inflatietempo, maar bleef nog te hoog.

Hiertegenover stond dat de malaise in de binnenlandse bestedingen aanhield wat tot uitdrukking kwam in stagnatie bij de bancaire kredietverlening aan de private sector, de toename van deposito’s bij banken en in het beneden haar normale niveau blijven van de goederenimporten. Een en ander hield vooral verband met de aanhoudende slapte in de binnenlandse bedrijvigheid.
Het voorgaande duidt erop dat het inflatoire effect van het financieringsgedrag van de sector overheid deels werd gecompenseerd door tegengesteld geaarde effecten voortvloeiend uit de financieringstransacties van de overige sectoren. Hier schuilt kennelijk de verklaring voor de voorgedane rust op de valutamarkt en bijgevolg op het prijzenfront.

Het is aannemelijk dat het monetaire klimaat er beduidend beter zou uitzien indien de Staat een kleiner beroep had gedaan op inflatoire financieringsmiddelen, terwijl ook de staatsschuld minder snel zou zijn opgelopen. In dat geval zou anderzijds de druk op de binnenlandse bedrijvigheid sterker zijn. Het verdient niettemin de voorkeur terughoudend te zijn met het doen van een beroep op deze middelen, omdat een land nu eenmaal niet blijvend meer kan besteden dan zijn inkomen toelaat.

Slotopmerkingen
Concluderend kan gesteld worden dat de monetaire analyse ten doel heeft kwantitatief vast te stellen in welke mate de diverse sectoren in een periode van bijvoorbeeld een jaar beroep hebben gedaan op inflatoire dan wel deflatoire financieringsmiddelen. Deze middelen omvatten de kredietverlening van en ontpotting van geld bij de geldscheppende instellingen.

Vervolgens moet worden beoordeeld welke positieve of negatieve effecten dit beroep in het betreffende jaar heeft uitgeoefend op de diverse macro-economische variabelen. Van een positief effect zal sprake zijn indien het gebruik van inflatoire financieringsmiddelen leidt tot vergroting van het productievolume. Een negatief effect treedt op indien de betalingsbalans onder druk komt te staan en hierdoor een proces van toenemende verstoringen op gang komt. Indien de effecten op de verschillende variabelen elkaar compenseren, kan niet worden gesteld dat er geen inflatoire financieringsmiddelen zijn gebruikt omdat er een zekere rust op het financiële front heerst.

Het betoog is nogal technisch van aard. Het is begrijpelijk dat er behoefte is aan meer informatie en aan een nadere toelichting. Daarom ben ik gaarne bereid om bijvoorbeeld in het kader van de Vereniging van Economisten van gedachten te wisselen over deze aangelegenheid, zegt Bousaid.
Advertenties

Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April