Sterke overheid in een transitie economie
06 Oct 2017, 06:32
foto
De gevolgen van een lage goudprijs voor de economie. (Bron: Country Report Suriname)


In deze globaliserende wereld is het zaak dat de overheid meer gaat richting publiek-private partnerschappen (PPP). Bij PPP werken de overheid en de particuliere sector langdurig samen bij onder andere bouwprojecten en infrastructurele projecten. Met PPP worden taken en risico’s verdeeld en is het uiteindelijke doel om tegen lagere kosten betere eindproducten te leveren. Binnen de economie heeft de overheid een belangrijke functie te vervullen, zegt Stanley Mathura, directeur van de Surichange Bank NV. Zij moet niet alleen zorgen voor de nationale collectieve goederen, maar ook voor de internationale collectieve goederen. “En in een transitie economie als Suriname is het noodzakelijk dat we een sterke overheid hebben.”

Hij stelt dat we ons teveel blindstaren op het begrotingstekort (de nationale collectieve uitgaven). Belangrijker is het financieringstekort. Want, legt hij uit, in het begrotingstekort zitten nog de aflossingen die de overheid moet plegen. Het begrotingstekort minus de aflossingen die de overheid moet plegen, geeft het financieringstekort. “En dat is waarmee de overheid moet omgaan.” Mathura zegt dat sinds de rol van de overheid wereldwijd belangrijker is geworden, er systematisch een financieringstekort bij de overheid is. Dit tekort kan worden gedekt door waardepapier (staatsobligaties), onderhandse leningen, leningen bij de banken en door extra bankbiljetten uitgifte, zoals in de jaren 80 het geval was. De uitgifte van extra bankbiljetten, is niet aan te bevelen, zegt de banktopper.

Suriname is sterk afhankelijk van de exporten van olie en goud. Bijna 25% van de overheidsinkomsten zijn afhankelijk van deze twee sectoren. Door onder andere een daling van de grondstofprijzen en de stijging van de overheidsuitgaven, is er in de afgelopen jaren constant een tekort op de begroting, “met als gevaar een hogere inflatie.” Vorig jaar -2016- was de inflatie bijna 53%.

Mathura wijst erop dat omgaan met het financieringstekort valt en staat met het vertrouwen dat de overheid uitstraalt, de transparantie van het beleid en sterke instituties. “De verantwoording en de transparantie van het beleid naar het publiek zijn belangrijk.” En voor die verantwoording en transparantie moet de overheid sterk functionerende instituties hebben, waaronder een sterke Rekenkamer.

Als de inflatie stijgt, kan dat leiden tot daling van de particuliere vraag alsook een afname van de export door verslechtering van de concurrentiepositie. Een toenemende inflatie kan ook leiden tot een verdere verslechtering van de fiscale positie door daling van de reële inkomsten van de overheid. Door teruglopende exporten en een dalend Bruto Binnenlands Product (bbp) zullen automatisch de directe en indirecte belastinginkomsten verminderen. “In zo een situatie moeten we een anti cyclisch beleid voeren.”

De banktopper merkt op dat een veelgemaakte uitspraak is dat de overheid teveel leent en een ballast legt op de komende generaties. “Zolang je kan lenen, zit je goed. Het betekent dat je nog kredietwaardig bent.” De staatsschuldquote (staatsschuld gedeeld door het bbp) mag maximaal 60% zijn. Belangrijker is om te kijken hoe de leningen worden besteed. Mathura legt uit dat in Suriname een derde van de leningen gaat naar personele uitgaven, een derde aan subsidies en bijdragen van de overheid en een derde naar goederen en diensten. “Er gaat te weinig naar kapitaaluitgaven/ investeringen. We zijn nog steeds te consumptief.”

En precies daar zit de knel. Tijdens een economische dip moet de overheid de belastingen verlagen in plaats van te verhogen. Zij moet voorwaarden scheppen voor investeringen en niet ondernemers wegschuiven. De overheid moet PPP stimuleren. Zij moet inspelen op de animal spirit van geboren ondernemers, pleit de bankdirecteur. Hij wijst erop dat er altijd al schommelingen zijn geweest op de wereldmarkt en dat dat niet zal ophouden. Wat Suriname moet doen, is zich voorbereiden. Hij geeft als voorbeeld Noorwegen en Botswana die in tijden van groei, een appeltje voor de dorst hebben opzij gezet in de vorm van een Stabilisatiefonds. Het gevaar van lenen is dat je als land steeds hogere rentebetalingen moet doen. Over heel 2016 had Suriname zo’n SRD 368 miljoen aan uitstaande rentebetalingen. Voor 2017 is de schatting SRD 520 miljoen, etaleert Mathura aan de hand van cijfers van de Centrale Bank van Suriname, het ministerie van Financiën en het Bureau voor de Staatsschuld.

Leningen hoeven geen ballast te zijn voor de komende generaties, mits deze goed worden besteed. Infrastructurele werken, bruggen en wegen, huizenbouw zijn zaken waar generaties van zullen profiteren. De kunst is volgens Mathura om door PPP betere resultaten neer te zetten. Suriname moet niet alleen kijken naar de nationale collectieve goederen, “de focus moet zijn nationale en internationale collectieve goederen.” Onder nationale collectieve goederen vallen bijvoorbeeld wegen, bruggen, politie, terwijl vermindering van uitstootgassen, bestrijding van de internationale criminaliteit worden geplaatst onder internationale collectieve goederen.

De toename van overheidsuitgaven zal bij gelijk blijvende ontvangsten het tekort op de begroting alleen maar vergroten. Als dit tekort niet monetair neutraal kan worden gefinancierd, zal niet alleen de geldhoeveelheid toenemen maar ook de inflatie. Vervolgens zal de vraag naar goederen en diensten toenemen door stijgende overheidsuitgaven. Op middellange termijn zal er een daling optreden in de vraag naar goederen en diensten door de hoge inflatie en de toename van het crowding-out effect (particuliere investeringen worden weggedrukt door hoge rente als gevolg van leningen van de overheid). De exporten zullen dalen door verslechtering van de concurrentiepositie.

Inflatie heeft een negatief effect op de overheidsinkomsten door hoge prijzen die de overheid moet betalen en verminderde inkomsten uit directe en indirecte belastingen door de lage economische groei en lagere exporten, legt Mathura de economische kringloop uit. Hij onderstreept dat de particuliere vraag afhankelijk is van het reëel inkomen, de reële fiscale uitgaven, het vermogen en de externe leningen. “Suriname is een transitieland waar op dit moment particuliere investeringen essentieel zijn.”
Advertenties