Reactie op quasi bestuurlijk antwoord dhr. E. Van der San
25 Jul 2017, 04:18
foto


Dhr. E. Van der San meent bestuurskundige te zijn en te kunnen zwaaien met artikelen uit de Grondwet om zo zijn gelijk te krijgen. Dit zal niet kunnen, omdat de resolutie die hij gemaakt heeft en de President niet heeft geïnformeerd wat er in staat, hij zich zelf opzettelijk heeft willen bevoordelen. Daarom deze reactie op het quasi bestuurlijk antwoord van dhr. E.Van der San in Starnieuws.

Eerstens moet worden vastgesteld, dat hr. E. Van der San zich smakelijk vergist door het ambt van de minister te vergelijken met een ambtelijke functie. Deze vergissing is duidelijk bij het doornemen van artikel 122 van de Grondwet met als hoofdstuk van de Raad van Ministers als collectief. Een enkele minister heeft een taak zoals geregeld in het volgende artikel. In de Personeelswet is in artikel 1 is een omschrijving gegeven van een ambtenaar namelijk eenieder die krachtens een aanstelling in bezoldigde dienst zijn van het land. Ambtelijk is afgeleid van het woord ambtenaar en dus uit vergelijking van de twee artikelen blijkt al dat die twee functies niet vergelijkbaar zijn. Bovendien is de dhr. E. Van der San geen ambtenaar maar een landsdienaar. Volgens de resolutie gaat hij op contract basis werken en landsdienaren zijn arbeidscontracten en ambtenaren.

Dhr. E. Van der San moet begrijpen, dat het niet betreft een taakomschrijving zoals die geldt voor de departementen als instituut, doch een taak omschrijving van de functie van directeur van het kabinet. Dhr. E. Van der San is geen minister en kan ook niet als zodanig worden bezoldigd. Nog minder mag hij aanspraak maken op alle emolumenten en voorzieningen behorende bij de functie van een minister. Dit is corruptie.

Die functie is toch omschreven en uit het functie omschrijving alleen kan blijken als er sprake is van afgeleide bevoegdheden of ondersteunende bevoegdheden, immers de President is mede belast met administratieve afhandelingen behalve staatsrechtelijke en bestuurlijke. Ook die redenering van dhr. E. Van der San slaat als een tang op een zeer mager varken.

Dhr. E. Van der San meent uit artikel 110 onder H te noemen concluderen dat, omdat de President een bepaalde in dat artikel gegeven bevoegdheid heeft, hij ook de bevoegdheid heeft om personen aan te trekken. Echter gaat niet de President de arbeidsovereenkomst genoemde salaris zeker precedenten scheppen hetgeen met name dhr. E. Van der San behoort te weten. Het salaris gekoppeld aan de functie en niet hr. E. Van der San.
Met dit antwoord wordt de discussie met van dhr. E. Van der San dan ook als gesloten beschouwd.

M. Jogi
DNA-lid
Advertenties

Saturday 20 April
Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April