Oplossing Suriname-Alcoa: internationale arbitrage
23 Jul 2016, 22:35
foto
Jürgen Budike


International Center for Settlement of Investment Disputes deed op 8 juli jl. in het geschil tussen Uruguay en sigaretten fabrikant Philip Morris een uitspraak in het voordeel van Uruguay. De president van Uruguay, Tabaré Vázquez, verklaarde op de nationale televisie dat “het onacceptabel is om commerciële overwegingen te stellen boven op het fundamentele recht op gezondheid en op leven”. De uitspraak kwam als een verassing voor de sigarettenfabrikant die van mening was dat het in 2009 gelanceerde anti-rook beleid van Uruguay in strijd is met de voorwaarden van de bilaterale investeringsovereenkomst met Zwitserland, waar haar hoofdkantoor is gezeteld.

Deze bijzondere en onwaarschijnlijke overwinning door een ontwikkelingsland, heeft mij aangemoedigd de kwestie Suriname-Alcoa met andere ogen te bekijken. Is er werkelijk geen andere uitweg voor Suriname dan die van de ingetrokken dan wel gewijzigde intentie verklaring of ‘Merorandum of Understanding’ (MoU)? Suriname betaalt flink meer dan de werkelijke prijs van door waterkracht opgewekte energie. Het heeft te maken met een overeenkomst uit de jaren negentig. Moeten wij ons daarbij gewoon neerleggen? Voor het onderhandelingsteam is het onderste uit de kan gehaald. Er waren zeker 10 man erbij betrokken, met meer als 25/30 jaar ervaring in deze sector. Betekent dit dat er geen andere uitweg is? Is onderhandelen op deze wijze wel echt de juiste weg? In dit artikel durf ik aan te halen dat er een andere uitweg is die serieus dient te worden bekeken door de regering.

Waarborging van de sociale, culturele en economische rechten
Ter waarborging van de sociale, culturele en economische rechten van de Surinaamse burger, draagt de Staat Suriname conform artikel 24 van de Grondwet zorg voor het scheppen van omstandigheden, waardoor een optimale bevrediging van de basisbehoeften aan werk, voeding, gezondheidszorg, onderwijs, energie , kleding en communicatie, verkregen wordt.
Hoewel deze rechten niet direct afdwingbaar zijn van de Staat, omdat deze afhangt van de aan de Staat ter beschikking gestelde middelen, mag de doorsnee burger wel erop vertrouwen dat de Staat aantoonbaar en overtuigend haar uiterste best doet om daarvoor zorg te dragen. Dit mag dan ook worden verwacht in de kwestie van de energie voorziening, en in het bijzonder de bepaling van redelijke stroomtarieven voor alle burgers.

Het is moeilijk te bevestigen of de Staat Suriname tot dusver aantoonbaar en overtuigend haar uiterste best heeft gedaan om ervoor zorg te dragen dat de Surinaamse burgers worden gevrijwaard van het enorme juk van stroomtarieven waaronder zij momenteel gebukt gaan. Vooral wanneer, ondanks talloze vergaderingen en persconferenties sinds 2015, er nog steeds alom onduidelijkheid heerst over waar de regering precies mee bezig is of naartoe gaat in de afhandelingsfase met Alcoa. Het enige duidelijke is dat de opgelopen ‘schuld’ op één of andere manier zal moeten worden betaald door de Staat aan Alcoa. Er schijnt geen uitweg te zijn voor de Staat, tenminste als wij de richting aanhouden zoals voortgezet door de onderhandelingscommissie.
Ondertussen neemt de onduidelijkheid toe en wordt in toenemende mate getwijfeld aan de capaciteit van de regering om in het nationaal belang concrete besluiten te nemen, om een duidelijke richting te bepalen, en om concrete acties te ondernemen. Het vertrouwen in de daadkracht van de regering neemt af en de sociale onrust neemt toe.

Een alternatief pad
Het was Albert Einstein die ooit zei: “We kunnen de problemen die wij hebben gecreëerd niet oplossen met dezelfde lijn van denken die we gebruikten om ze te creëren”.
In plaats van voortploeteren met onderhandelingen die vast houden aan de in 1999 gemaakte nadelige energie afspraken en de vele miljoenen U$ dollars die reeds zijn uitbesteedt aan deze onderhandelingen (waarvoor de Surinaamse belastingbetaler steeds moet opdraaien), is het beter dat de Staat de onderhandelingen opschort, en begint te werken aan haar claim op de ontbinding van de Brokopondo overeenkomst, inclusief de terugvordering van de bedragen die teveel zijn betaald door de Staat aan Alcoa. Volgens berekeningen van Energie deskundige dr. Ir. V. Ajodhia in zijn artikel De zin en vooral onzin MoU Suriname en Alcoa, zou het bedrag dat teveel is (of moet worden) betaald aan Alcoa tussen 1999 t/m 2015, bij elkaar opgeteld komen op 500 miljoen U$ dollars.

De voorzitter van de onderhandelingscommissie gaat ervan uit dat Suriname een schuld achterstand heeft van enkele miljoenen U$ dollars bij Alcoa, en dat er een schikking is getroffen met het Amerikaans bedrijf. Hoe kan er een schikking getroffen zijn als de Nationale Assemblee geen goedkeuring daaraan heeft gegeven? Verder schijnt de onderhandelingscommissie tijdens de onderhandelingen geen oog te hebben gehad voor artikel 13 van de Brokopondo overeenkomst die de mogelijkheid biedt elk geschil voortvloeiend uit voornoemde overeenkomst te beslechten via internationale arbitrage. Echter: de onderhandelingscommissie schijnt de energiekwestie niet te zien als een 'geschil' dat kan worden voorgelegd aan een internationale arbitrage orgaan, maar probeert een schikking te treffen die tot dusver juist nadelig uitkomt voor de economische stabiliteit en ontwikkeling van dit land.

Artikel 13 Brokopondo overeenkomst
Artikel 13 van de Brokopondo overeenkomst biedt voldoende ruimte voor geschilbeslechting. Lid 1 regelt wat wordt verstaan onder een geschil en de reikwijdte daarvan. In het kort:
1) “Een geschil zal geacht worden aanwezig te zijn, zodra een der partijen stelt een vordering te hebben waaraan de andere niet voldoet en zodra slechts een der partijen een geschil aanwezig acht".
2) "Dat alle geschillen die uit of naar aanleiding van deze overeenkomst of een nadere overeenkomst, met inbegrip van de ontbinding van de oorspronkelijke of nadere overeenkomst zullen worden onderworpen aan de uitspraak van scheidsmannen.
3) “Bovenstaande met uitzondering van geschillen over de uitwerking van de voorwaarden bedoeld in artikel II lid 2 (a) mochten ontstaan.” Artikel 2 lid 2 (a) is hier niet van toepassing, omdat het heeft te maken met het recht van Suralco op 90% energie afname vanuit het Tapanahony project.
Artikel 13 lid 2 regelt de aanwijzing van de Internationale geschilbeslechtingsorganen. Het primair aangewezen arbitrage orgaan in dit concreet geval is het Internationale Hof van Arbitrage ( ICA) gezeteld in Parijs, Frankrijk.

Eerste aanzet tot alternatieve aanpak verder uitwerken
Ondertussen terwijl de onduidelijkheid voortduurt, schijnen momenteel twee zienswijzen van de regering met elkaar te botsen. Door de minister van Natuurlijke Hulpbronnen worden stappen ondernomen die indruisen tegen de tot nu toe gehandhaafde uitgangspunten van de onderhandelingscommissie. “Ofschoon Suralco sinds begin dit jaar uitsluitend uit waterkracht verkregen elektriciteit levert aan de Staat, wordt op basis van een overeenkomst van 1999 een oliecomponent verwerkt in de prijs die van de overheid bedongen wordt. De Staat betaalt hierdoor meer dan de huidige werkelijke kostprijs voor Suralco-stroom. In een brief aan Suralco-directeur Ruben Halfhuid, schrijft minister Regilio Dodson, dat het bedrijf voortaan op basis van de daadwerkelijk gemaakte opwekkosten moet declareren”.

De nieuwe ingeslagen weg van minister Dodson van Natuurlijke Hulpbronnen kan vroeg of laat door Alcoa worden opgevat als een overtreding van de energie-afspraken van 1999. Daarom dient de Staat hem eenduidig te ondersteunen, het pad van nadelige onderhandelingen per direct op te schorten en voorbereidingen beginnen te treffen gericht op een mogelijke geschilbeslechting. De eis die aanhangig kan worden gemaakt bij het Internationaal Hof van Arbitrage omvat onder andere de volgende elementen: een onmiddellijke ontbinding van de Brokopondo overeenkomst, een onmiddellijke overdracht van de dam, en een terugbetaling van alle teveel betaalde gelden door de Staat Suriname aan Alcoa.
Volledigheidshalve moge dienen dat reeds op 26 november 2015 door De Nationale Assemblee werd gewaarschuwd, dat indien Alcoa niet akkoord zou gaan met wat in de Brokopondo overeenkomst is overeengekomen ten aanzien van beëindiging, kan worden vastgesteld dat er sprake is van een geschil. In dat geval kan Suriname overeenkomstig die overeenkomst een arbitrageprocedure aanvangen tegen Alcoa/Suralco .

Drs. Jürgen Budike
Email: j.budike@gmail.com
Advertenties

Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April