Column: Levens van vreugde en verdriet
16 May 2016, 09:23
foto


“Mijn eerste herinneringen van mijn moeder zijn van de ochtenden die ik met haar stond na te kijken hoe mijn oudere schoolgaande zussen en broers van huis vertrokken. Ik stond met haar te zwaaien tot ze om de hoek verdwenen. Mij heeft ze langer dan de anderen thuis gehouden, ik heb de kleuterschool overgeslagen. Zij was naaister, hield ook kippen en verkocht eieren. Iedere morgen ontbeten we samen met moeder aan een houten tafel.”

Aan het woord is Eline, één van 31 vrouwen die geïnterviewd zijn door Sebieren Hassenmahomed in haar boek Levens van Vreugde en Verdriet. Verhalen van Hindostaanse vrouwen. Door de ogen van Eline lijkt haar moeder onaantastbaar, een veilige haven die ongeacht uitdagingen of moeilijkheden de zorg weet te dragen van het gezin. Maar de werkelijkheid is soms hard.
Anderhalf jaar geleden ontmoette ik Sebieren op een bijeenkomst van vrijwilligers van het Sarnámihuis in Den Haag. Ze was gepensioneerd en wilde iets doen. Ik stelde voor om Hindostaanse vrouwen die in de laatste fase van hun leven zijn, te interviewen en hun levensverhalen vast te leggen. Ze ging enthousiast aan de slag. Elke maand publiceerde ze een verhaal op de website van het Sarnámihuis. En nu heeft ze een boek ervan gemaakt waarin de verhalen naar thema zijn ingedeeld: hun jeugd, ouders, liefde, geloof, seksualiteit, kinderen, onderwijs, huwelijk, schoonfamilie, werk, gezinsleven, migratie en wonen in Nederland. Sommige verhalen zijn verdrietig, andere humoristisch en weer andere ironisch en sarcastisch.

Een triest beeld dat steeds naar voren komt is het harde leven in de boitie. Over Mila, die inmiddels tachtig jaar is, zegt Sebieren: “Als ik aan haar denk, zie ik niets anders dan een werkmachine. Die vrouw stond voor vieren in de ochtend op om de tjoelha (open haard fornuis) met hout aan te steken. Ze kookte samen met haar schoonzussen, maakte pap voor haar kinderen, deed de was zodra het licht werd, gaf de jongste borstvoeding, legde het in de hangmat en vertrok met een vrachtje op haar hoofd naar het perceel van de familie. Zij kreeg nooit de tijd om een kind te aaien of hun haar mooi te kammen.”
Het is niet alleen kommer en kwel. Zo is Sebieren heel openhartig over seksualiteit in het boek. Ze vertelt over de uithuwelijking van Urmila, die geen idee had over seks. Sebieren: “Bij aankomst in het huis van de schoonfamilie was ze helemaal niet van plan om het bed met haar nieuwe man te delen. Ze zou op de vloer slapen. Haar man zei: ‘Nee, zo gaat het niet.’ Hij tilde haar op om haar in bed te leggen. Urmila vond het heel romantisch. Ze vertelt het met een brede glimlach van oor tot oor. Wat seks betreft wist ze van toeten noch blazen. Ze had zich nooit een voorstelling gemaakt hoe die ‘handel’ er bij een volwassen man uit zou kunnen zien.”
De verhalen over hun ouders en grootouders zijn een stuk orale geschiedenis die je nergens anders zult tegenkomen. Het legt de geschiedenis vast van gewone hardwerkende mensen in hun hoop, verdriet, successen en falen.
Zo vertelt Loes over haar overgrootmoeder die als immigrant uit India kwam. Ze woonde vlakbij de haven op Poelepantje, waar de boten via het Saramacca kanaal met goederen aanmeerden. Ze kocht grote bossen bacoven en bananen op om door te verkopen. Zij sloeg haar grote slag toen het spoor vanaf de Heiligenweg in Paramaribo tot Kabel werd aangelegd. Volgens Loes sloeg ze vier paaltjes in de grond en bouwde een dakje erboven. Naarmate de bouw van het spoor vorderde, verhuisde ze met haar tent mee om haar goederen aan de arbeiders te verkopen.

De spoorwegwerkers waren haar klanten. Zij verhuisde zo door tot Lelydorp bereikt was. Ook kocht ze vaten olie uit Guyana die ze in kleine doseringen doorverkocht. Haar schoonzoon, ook een immigrant, dreef handel tussen Suriname en Guyana. Ze had vijfhonderd Surinaamse guldens gespaard. Een Surinaamse gulden was toen evenveel waard als de Amerikaanse dollar. Toen een andere schoonzoon ook zaken wilde doen, heeft ze hem haar hele vermogen geleend. Tot overmaat van ramp heeft ze daar nooit meer een cent van teruggezien. Ze is toen gek geworden van verdriet. Ze liep doelloos rond door de straten van Paramaribo en bleef herhalen dat ze bestolen was en door wie.

Het is een triest verhaal, zoals veel verhalen van Hindostaanse vrouwen.
Maar er zijn ook mooie ervaringen over zorg en liefde. Sebieren schrijft dat als Dea aan haar vader denkt, ze denkt aan liefde in plaats van drama’s: “De liefde voor de islam heb ik van huis uit met de paplepel binnengekregen. Ik herinner me dat mijn vader me vaak mee nam naar aja’s religieuze bijeenkomsten. Ik was sowieso het lievelingetje van mijn vader. Hij nam me mee uit hengelen en dan mocht ik voor hem de insecten aan het vishaakje doen. Hij had altijd snoepjes voor me en als hij zijn kopje thee dronk waren de laatste slokken voor mij. Mijn vader las veel en dat deed ik ook.”
Het is een omvangrijk boek geworden (172 pag) met een palet van emoties en ervaringen. Het zijn inderdaad verhalen van vreugde en verdriet.
De Surinaamse historica Tanya Sitaram, een specialist op het gebied van de geschiedenis van Hindostanen in Suriname, heeft een uitgebreid nawoord in de vorm van een interview met Sebieren. Daarin maakt ze een vergelijking van de informatie uit de archieven van de Hindostaanse geschiedenis en de informatie die Sebieren verzameld heeft.

Sebieren heeft nooit eerder een artikel of een boek geschreven. Het verbaast me wat mensen kunnen bereiken als ze gepassioneerd zijn en doorzettingsvermogen hebben. Ze heeft gedaan wat hard nodig was in de geschiedschrijving van Hindostanen, namelijk de verhalen van Hindostaanse vrouwen vastleggen. Ik ben trots en blij dat ik dat van zo dichtbij heb mogen meemaken. Ze heeft het toch klaargespeeld om dit boek te schrijven.

Sandew Hira

Op zondag 22 mei wordt haar boek gepresenteerd op de Hindostaanse vrouwendag die het Sarnámihuis organiseert van 13.00-18.00 in Theater De Vaillant in Den Haag. Klik hier voor meer informatie.
Advertenties

Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April