Vonnis: Suriname moet grondenrechten erkennen
04 Feb 2016, 21:41
foto


Suriname is bezig met het schenden van de rechten van de Kali’na (Caraiben) en Lokono (Arowakken) inheemse volken. Dit staat in het vonnis in deze zaak van het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten. De Staat is veroordeeld tot, onder andere, de wettelijke erkenning van hun collectieve rechten op hun traditioneel grondgebied (‘grondenrechten’). De Staat heeft twee jaar de tijd om de collectieve rechtspersoonlijkheid van inheemse en tribale volken bij wet te regelen, en drie jaar om collectieve grondtitels uit te geven voor de traditionele grondgebieden.

De rechtszaak is in 2007 aanhangig gemaakt door de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) en haar regionale werkarm voor Marowijne, KLIM (Kali’na en Lokono in Marowijne), met juridische ondersteuning vanuit de organisatie Forest Peoples Programme (FPP) uit Engeland. Het vonnis betekent een enorme overwinning voor alle inheemse en tribale volken van Suriname, zegt de VIDS. “Hun rechten zijn nu onomstotelijk vastgelegd door het regionaal gerechtshof, en de Staat Suriname kan hier niet langer omheen.”

Teruggave van gronden
Naast de wettelijke erkenning van de collectieve rechtspersoonlijkheid en van de collectieve eigendomsrechten op hun traditionele grondgebieden van de Kali’na en Lokono, heeft de rechtbank ook gevonnist dat deze inheemse volken recht hebben op teruggave van hun gronden die in de loop der jaren aan derden zijn uitgegeven. Ook mogen er geen nieuwe grondtitels of grondhuur in het inheems gebied worden verstrekt. Binnen drie jaar moet het inheems gebied in kaart zijn gebracht en afgebakend, collectieve grondtitels zijn verstrekt aan de twee inheemse volken, en grond die in handen is van derden aan hen zijn teruggegeven, zegt de VIDS in een persbericht.

Hoewel de uitspraak gericht is op genoegdoening voor de Kali’na en Lokono van het beneden-Marowijnegebied, vond het Hof het noodzakelijk om de Staat te veroordelen tot het wettelijk regelen van de grondenrechten en rechtspersoonlijkheid van alle inheemse en tribale volken in Suriname, om zodoende herhaling te voorkomen en hen meer rechtszekerheid te verschaffen. Deze verplichting voor de Staat is bedoeld om een “structureel defect” in de Surinaamse wetgeving en praktijk te verhelpen, die van negatieve invloed is op alle inheemse en tribale volken, geeft de VIDS aan.

Met betrekking tot de Wanekreek – enGalibi natuurreservaten die zonder toestemming van de Kali’na en Lokono in hun gebied werden ingesteld, heeft het Hof verordend dat de Staat moet beoordelen of grond daarbinnen teruggegeven moet worden aan de Kali’na en Lokono, en vonniste dat de Staat maatregelen treft zodat hun toegang, gebruik en participatie in deze natuurreservaten gegarandeerd worden. Ook moeten ze delen in de voordelen die voortkomen uit het beheer en gebruik van de natuurreservaten. De Staat moet verder ook zorg dragen voor effectieve rehabilitatie, binnen drie jaar, van uitgemijnde gebieden in het Wanekreek Natuurreservaat.

Fonds van USD 1.000.000
De Staat moet binnen drie jaar een gemeenschapsontwikkelingsfonds ter waarde van USD 1.000.000 (1 miljoen US dollars) instellen, voor projecten in de gebieden die de Kali’na en Lokono nodig vinden voor hun ontwikkeling, onder andere gezondheid, onderwijs, voedselzekerheid en beheer van hun hulpbronnen. Dit fonds komt bovenop de normale overheidsverplichtingen voor ontwikkeling. De Kali’na en Lokono moeten een vertegenwoordiger aanwijzen zodat het fonds in overeenstemming met hun wil wordt gebruikt.

De Staat moet jaarlijks aan het Hof rapporteren over de uitvoer van het vonnis. Het Hof zal van haar zijde ook de uitvoering van het vonnis blijven monitoren totdat alle besluiten volledig zijn uitgevoerd, meldt de VIDS.

Suriname heeft de jurisdictie van het Hof geaccepteerd; de uitvoering van vonnissen van het Hof is een nationale juridische verplichting, bovenop de internationale verplichtingen van Suriname voor het respecteren van mensenrechten. Het vonnis biedt ook bescherming aan de inheemse en tribale volken tegen projecten van multinationals en andere internationale organisaties die zich tot nu konden verschuilen achter het gebrek aan nationale wetgeving wat betreft grondenrechten, recht op het geven van toestemming, voorafgaande sociale– en milieueffectenstudies, en participatie in besluitvorming door inheemse en tribale volken.


Het vonnis brengt duidelijkheid in de rechtspositie van inheemse en tribale volken en biedt rechtszekerheid en –bescherming. Dit is niet alleen van belang voor de inheemse en tribale volken maar voor de totale natie, meent de VIDS. Het opheffen van discriminatie en rechtsonzekerheid van grote delen van de bevolking, respect voor de collectieve cultuur en levenswijze en het rechtzetten van eeuwenlang onrechtvaardigheid, zullen een geweldige katalysator zijn voor de ontwikkeling van geheel Suriname.

VIDS en KLIM hebben de rechtszaak aangespannen in 2007, te beginnen met een klacht bij de Inter-Amerikaanse Mensenrechtencommissie (IACHR) van de OAS. Deze heeft de ingediende klacht onderzocht en gegrond bevonden. Ondanks aanmaningen en aanbevelingen van de Commissie, werden er zijdens de Staat geen concrete acties ondernomen, zegt de VIDS. In 2014 heeft de Commissie de zaak doorgestuurd naar het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten. De zaak werd daar in behandeling genomen in februari 2014, en een uitspraak gedaan in november 2015. Het vonnis werd pas afgelopen week gepubliceerd omdat het eerst van het Spaans naar het Engels vertaald moest worden.

Het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten bestaat uit zeven rechters uit verschillende OAS lidlanden en is gevestigd te San Jose, Costa Rica.
Advertenties

Thursday 25 April
Wednesday 24 April
Tuesday 23 April