VSB worstelt met duurzaamheid
31 Mar 2015, 04:00
foto


Er zijn van die woorden die allang bestaan, met een vaststaande betekenis, maar die opeens mét een nieuwe betekenis een boost krijgen, waardoor ze veel vaker in het spraakgebruik voorkomen dan voorheen. Soms gaat die nieuwe betekenis weer verloren, maar meestal blijft er wel iets van over. Een spectaculair voorbeeld in ons taalgebied is het woord duurzaam. In het manifest dat de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB) de afgelopen week presenteerde naar aanleiding van haar 65-jarig bestaan, komt het naar mijn schatting zeker zestig keer voor.

Ik kom dadelijk terug op dat manifest, getiteld ‘De weg naar duurzame ontwikkeling’, maar wil eerst even terug naar de oorzaak van die populariteit.
Dankzij zijn traditionele betekenis van bestendig (bestand tegen de tand des tijds) werd het woord duurzaam in de jaren tachtig van de afgelopen eeuw de kandidaat bij uitstek, toen werd gezocht naar een vertaling van het Engelse woord sustainable.
Engels was namelijk na de tweede wereldoorlog in rap tempo de voertaal geworden van een internationale intellectuele elite, die de grenzen tussen staten en machtsblokken overbrugde en zich richtte op de gemeenschappelijke toekomst van alle mensen op aarde. Een van de grootste, zo niet de grootste ontdekking van die elite was de beperkte draagkracht van de aarde als bron van leven voor zijn bewoners. Denk maar aan het rapport Limits to Growth van de Club van Rome (1972).

Development was ondertussen het internationale containerbegrip geworden, dat met name werd gebruikt als aanduiding van allerlei veranderingsprocessen van economische aard. En naarmate dat inherente belang van de aarde in steeds bredere kring doordrong, werd de combinatie van development met sustainable onvermijdelijk.
In 1987 werd op het niveau van de Verenigde Naties als de kern van duurzame ontwikkeling samengevat: de huidige wereldbevolking zou het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, niet in gevaar mogen brengen. Tijdens de roemruchte wereldtop over milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro (1992) werd daarop de eis gebaseerd van een radicale verandering van destijds gangbare productie- en consumptiepatronen. Die eis is sindsdien nooit openlijk ingeslikt, maar tegelijkertijd – zou je eerlijkheidshalve moeten zeggen – is daar tot nu toe weinig van terechtgekomen. En zo kom ik weer uit bij het manifest van de VSB.

In plaats van in te gaan op de vraag waarom na ‘Rio’ de zaak is vastgelopen, houdt de VSB de illusie in stand dat het allemaal wel goed zal komen. De (nergens met naam genoemde) schrijvers van het manifest schijnen er vooral op uit te zijn de buitenwereld ervan te overtuigen dat de vereniging met haar tijd meegaat.
Wensdenken voert de boventoon. Met enige moeite kan de lezer er nog wel een agenda of programma voor de leden van de VSB zelf uit distilleren. Maar de verwachtingen en eisen ten aanzien van het overheidsbeleid staan zo ver af van de Surinaamse realiteit dat het ook voor die leden wel heel verleidelijk wordt de schouders op te halen. Te meer omdat de auteurs er van alles bij halen dat niet of slechts indirect met duurzaam in de hiervoor geschetste nieuwe betekenis te maken heeft, zoals de Decent Work- campagne van de internationale vakbeweging.
Op de keper beschouwd valt het manifest gewoon terug op de nogal belegen mantra people-profit-planet die wil zeggen: er valt met ons best te praten over betere arbeidsomstandigheden en we willen heus wel respect betuigen aan de aarde, maar vergeet niet dat we ook willen overleven en dus winst moeten maken en onze concurrentiepositie versterken. Basta.

Dat is jammer. Want waarom zouden de leden van de VSB niet kunnen (en willen) stilstaan bij zoiets als economische groei, die als vanouds in dit manifest wordt vooropgesteld als absolute noodzaak. Wat betekent die groei eigenlijk, wat ligt erin opgesloten en wat zijn de gevolgen?
Economie, zowel in de praktijk als in theorie, is mensenwerk. Dus is het niet denkbeeldig dat ook op dat terrein sprake is van menselijke fouten en tekortkomingen. Eén manco wil ik in dit verband uitdrukkelijk vermelden, te weten de aanname in alle gezaghebbende economische theorieën waarmee de mensheid de afgelopen paar eeuwen is opgezadeld, dat de basisrijkdommen van de aarde – de bodem , het water en de lucht – vogelvrij zijn. Het zijn z.g. invisible goods, gegeven hulpbronnen, waar je straffeloos mee kunt doen wat je wilt.
Als die ‘goederen’ in hun waarde worden aangetast door bepaalde economische activiteiten – neem de winning van delfstoffen – dan wordt dat waardeverlies niet verrekend met de opbrengst van de betrokken activiteiten. Sterker nog: activiteiten die de gevolgen van genoemd waardeverlies moeten ondervangen of compenseren (het schoonmaken van kustgebieden bij voorbeeld na een olieramp) worden wel opgeteld bij het nationaal product, maar dat waardeverlies vormt geen aftrekpost.

Zo rekenen we ons in ‘economisch’ opzicht voortdurend rijker dan we feitelijk - in ecologisch opzicht – zijn. Vandaar dat er al minstens veertig jaar stemmen opgaan van wetenschappers en activisten, die een fundamenteel andere berekening bepleiten van financieel-economische grootheden zoals de nationale inkomens-, product- en –groeicijfers.

Als de VSB werkelijk op weg wil naar duurzame ontwikkeling, zal ze ook moeten gaan rekenen, prioriteiten stellen, belangen tegen elkaar afwegen en heldere keuzes maken. Een weg van de minste weerstand is er niet.
We weten allemaal hoe moeilijk het is sociale ongelijkheid daadwerkelijk, niet slechts met aalmoezen of andere cadeautjes, aan te pakken. En dan heb je het nog over mensen, die hun mond kunnen opendoen en kunnen opkomen voor hun rechten. Maar in dit geval – ecologische duurzaamheid - gaat het om een aanzienlijk complexer verdelingsvraagstuk, met levende en ongeboren generaties aan de ene kant en de aarde met al zijn eigen, stemloze, ‘actoren’ aan de andere kant.
En misschien is duurzame ontwikkeling wel een brug te ver, onbegonnen werk of gedoemd te mislukken. Maar spreek dat dan maar uit en zeg, onomwonden, waar dat volgens jou aan ligt. Dan rest tenslotte altijd nog de hoop dat de wal het schip zal keren, zoals onlangs hier aan de kust te Weg Naar Zee.

Theo Ruyter
Advertenties