Paal en perk stellen aan schending journalistieke ethiek
28 Jan 2015, 04:00
foto


Het uittreden van Wayne Telgt uit de journalistiek om openlijk te kiezen voor een politieke carrière moet naderhand bekeken, gezien worden als een, wel wat late, maar eerlijke en gedurfde stap van de gewezen journalist. Over het algemeen maar zeker nu daar de verkiezingen van 2015 voor de deur staan. De stembusgang belooft niet alleen spannend, maar vooral zwaar beladen te worden. Te midden daarvan is het gebeurde rond Telgt een welkome aangelegenheid om de betrokkenheid van journalisten in de partijpolitiek nog eens onder het vergrootglas te plaatsen.

Journalisten in Suriname behoren volgens mij tot de categorie burgers die een bijzondere maar ondankbare en zeer ondergewaardeerde job verrichten. Anderzijds gaat het om een vrij beroep waar geen wettelijke voorschriften tegenover staan en dat rechtstreeks valt onder de constitutionele bescherming en restricties van de grondwet. Het uitoefenen van het journalistieke beroep is vrijwel alleen mogelijk op basis van het recht op vrije meningsuiting zoals dat is verankerd in artikel 19 van de grondwet, artikel 19 van de Universele verklaring voor de rechten van de mens en artikel 19 van het Verdrag voor burgerlijke en politieke rechten (Bupo).

Het is juist het vrije en bijzondere karakter van het beroep dat maakt dat de journalistiek wordt gezien (en dat is het ook) als een machtig instrument en steunpilaar van de democratie in een land. Laten we echter niet de fout maken, zoals ooit eens door een politicus is gesteld dat de journalistiek of de media behoren tot één constitutionele macht naast de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Het recht op vrije meningsuiting is een burgerlijk grondrecht en geeft burgers het recht vrij te spreken, vrij hun mening te uiten zonder enige inmenging of belemmering, met inachtneming van de in de grondwet opgetekende restricties. De journalistiek heeft van dit recht een vrij beroep gemaakt.

Elk beroep kent (spel)regels en in het geval van de journalistiek gaat het niet slechts om die (spel)regels maar om waarden en normen. Het gaat om ethische principes en codes die het beroep heilig zijn. We plegen in de journalistiek te zeggen dat vanwege artikel 19, elke burger zich journalist zou kunnen noemen. In beginsel is dat ook zo. Echter is er een wezenlijk verschil tussen een burger die gebruik maakt van het recht op vrije meningsuiting en een burger die dit recht tot zijn beroep heeft gemaakt. De burger die gebruik maakt van dit recht kan voor zichzelf bepalen wat de grens is van het toelaatbare met slechts de grondwet en/of de twee andere internationale verdragen tegenover zich. Maar meer nog kijkt de burger die dit recht tot zijn beroep maakt aan tegen de ethische principes en codes die internationaal zijn vastgelegd.

Ethische principes en codes hebben geen enkele rechtskracht , maar zijn een zelfregulering van het journalistieke beroep. Dit is een juist uitgangspunt dat volledig recht doet aan het vrije karakter van het recht van het beroep. Ethische principes en codes zijn een regulering voor het journalistieke beroep, het is een gedragscode voor journalisten, waarvan het publiek ook gebruik mag maken. Er is in de wereld geen enkele academie of journalistieke hoge school waar ethische codes en principes niet worden gedoceerd. Het is integendeel een hoofdvak en de basis van de journalistiek.

In 1954 heeft de Internationale Federatie van Journalisten (IFJ) in de Franse stad Bordeaux gedragscodes opgesteld die internationaal door individuele journalisten en journalistenverenigingen zijn geaccepteerd. Elk land heeft zonder inbreuk te doen aan de grondbeginselen van de 'code van Bordeaux' in eigen land aangepaste ethische principes en gedragscodes vastgesteld. Zo ook de Surinaamse Vereniging van Journalisten (SVJ), die overigens in haar huishoudelijk reglement heeft opgenomen te zullen waken over het recht van vrije meningsuiting. In alle codes die overigens op het internet te lezen zijn, wordt elke vorm van inmenging en collaboratie, vooral van overheidswege en de politiek gezien als een ernstige inbreuk op het recht van vrije meningsuiting en de uitoefening van het journalistieke beroep. Ik hoef niet meer uit te wijden over de Surinaamse situatie waar journalisten partijpolitiek vermengen met hun beroep.

Daarvoor wil ik verwijzen naar de column van Nita Ramcharan (Partijpolitiek en Journalistiek gaan niet samen) van dinsdag 27 januari, waar ik mij volledig in kan terugvinden en het lezen ervan sterk aanbeveel. Ik wil slechts benadrukken dat paal en perk moet worden gesteld tegen dit soort gedragingen van journalisten en mediawerkers en het zelf typeren als een misdaad en schending van het recht op vrije ongekleurde, on- beïnvloede, informatie naar het publiek en het recht op vrije meningsuiting.

Tijdens een jaarlijkse congres van het International Press Institute (IPI) waar de SVJ lid van is, in Trinidad & Tobago in 2012, is in een speciale sessie ruime aandacht besteed aan wat genoemd wordt: ‘From the newsroom to the stateoffice”. De conclusie was dat journalisten, net als elke andere burger het recht hebben een politieke partij aan te hangen. Echter gaan actieve partijpolitiek én het uitoefenen van het journalistieke beroep niet samen. De journalist die kiest voor openlijke partijpolitiek zal - en het liefst publiekelijk - afstand moeten doen van de journalistiek om de betrouwbaarheid daarvan niet te schaden.


Wilfred Leeuwin
Advertenties

Thursday 25 April
Wednesday 24 April
Tuesday 23 April