Over de staatkundige toekomst van Suriname (3)
23 Nov 2014, 02:00
foto


In een viertal artikelen geeft Leo Klinkers, directeur Klinkers Public Policy Consultants, zijn visie over de staatkundige toekomst van Suriname. Daarin legt hij onder meer uit dat Suriname als lid van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) de besluiten die genomen worden, dient te respecteren. Ook de Amestie-kwestie, die actueel is, maakt hier deel van uit. Vandaag deel 3.
Het eerste deel van deze reeks van vier publicaties over de staatkundige toekomst van Suriname legde uit waarom het begrip ‘soevereiniteit’ sinds 1945 zijn formeel-juridische betekenis heeft verloren doordat nagenoeg alle landen van de wereld zich aan elkaar hebben verbonden in intergouvernementele bestuurssystemen. De eigenschap van dergelijke bestuurssystemen is dat lidstaten delen van hun autonome beslissingsmacht afstaan aan een hoger orgaan dat bindende besluiten kan nemen waaraan lidstaten hebben te gehoorzamen. Het tweede deel beoogde toe te lichten waarom die intergouvernementele bestuurssystemen zwak zijn en daarom nu al (anders dan soevereiniteit die driehonderd jaar heeft bestaan) aan het einde van hun politieke levenscyclus lijken te komen. Dit derde deel schetst het nieuwe pad dat landen zullen gaan bewandelen om de voordelen van bestuurlijke schaalvergroting én samenwerking te combineren met herstel van hun autonome beslissingsmacht. Dat nieuwe pad is kiezen voor het lidmaatschap van een federale staatsvorm.

Wat is een federatie? In een federatie dragen leden de zorg voor zaken die ze zelf niet (meer) kunnen waar maken – en daarmee ook een deel van hun eigen autonome beslissingsmacht – over aan een orgaan dat vervolgens die bevoegdheden, en geen enkele andere beslissingsmacht, soeverein mag uitoefenen, terwijl de leden zelf soeverein blijven in alle andere zaken. In een federatie wordt soevereiniteit gedeeld, bezit het federale orgaan een limitatieve reeks bevoegdheden en heeft het niet de macht om top down over andere zaken besluiten te nemen.

Een vergelijking. Neem een appartementengebouw van vijftig appartementen. Binnen elk appartement is elke eigenaar soeverein. Wil hij elke dag uitslapen, dan doet hij dat. Wil hij driemaal per week vegetarisch eten, geen probleem. Wil hij zitten op stoelen met een leren bekleding, hij doet maar. Echter, in een appartementengebouw zijn er belangen of zorgen die niet door een individuele appartementseigenaar kunnen worden geregeld. Bijvoorbeeld het periodiek schilderen van het buitenwerk, het onderhoud van het dak, van de liften, van de warmwatervoorziening, van de gemeenschappelijke trappen, et cetera. Om toch die belangen te verzorgen vormen de appartementseigenaren een zogeheten vereniging van eigenaren. Die kiest een bestuur. Dat bestuur is uitsluitend bevoegd die limitatieve reeks van belangen te verzorgen en ontvangt daarvoor maandelijks een bijdrage van elke appartementseigenaar. Maar dat bestuur kan niet ineens iedereen verplichten om dagelijks om 7 uur een douche van 5 minuten te nemen. Dat behoort niet tot de limitatieve reeks van bevoegdheden. De appartementseigenaren en het bestuur van de vereniging van eigenaren delen hun soevereiniteit, maar ze blijven elk bevoegd tot hun eigen zaken. Die zogeheten verticale scheiding van bevoegdheden (anders dan de horizontale scheiding, bekend onder de naam trias politica) is het fundamentele verschil met een intergouvernementeel bestuurssysteem. In een intergouvernementeel systeem is er geen limiet aan de bevoegdheden van de regeringsleiders, ook al kennen hun verdragen vaak een limitatieve opsomming. Meestal staat er echter (net als in het Verdrag van Lissabon dat de Europese Unie intergouvernementeel bestuurt) dat de regeringsleiders naast de limitatieve reeks van bevoegdheden voorts elk besluit mogen nemen dat de doelen van de gemeenschap dient. Dat is een vrijbrief om de lidstaten van een intergouvernementeel systeem te binden aan alles wat er in die regeringsleiders opkomt. In een federatie kan dat niet.

Zie hier enkele federaties: de Verenigde Staten van Amerika, Canada, Australië, Brazilië, Duitsland, Zwitserland, India, de Verenigde Emiraten, Maleisië, Rusland. Wat valt hier op? Het zijn allemaal krachtige landen. Een federale staatsvorm is namelijk een zeer krachtig instrument. Met zijn 24% van het nationaal budget was het federale gezag van Amerika in staat om zeer snel na 2008 de bancaire en de daarna volgende economische crisis te overwinnen, terwijl de intergouvernementele Europese Unie met nauwelijks 1% eigen budget tot vandaag worstelt met die diepe economische val.

De kracht van een federale staatsvorm blijkt ook uit het feit dat lidstaten van een federatie blijven zoals ze altijd al waren. Geen assimilatie. Een lid van een federatie behoudt zijn eigen parlement, zijn eigen regering, zijn eigen rechterlijke macht, zijn eigen beleidsterreinen, behalve die terreinen die de lidstaat met veel plezier heeft overgedragen aan het federale orgaan. De meest voor de hand liggende terreinen voor overdracht blijken te zijn: buitenlandse zaken, defensie en financieel-economische kwesties. Wat men verder wenst over te dragen aan een federaal orgaan – in Amerika telt het Cabinet van de President vijftien ministers, c.q. beleidsterreinen – is een kwestie van onderhandeling bij het sluiten van de federatie.

Maar buitenlandse zaken overdragen aan een federaal orgaan betekent niet dat een lidstaat geen eigen minister van buitenlandse zaken meer heeft. Integendeel. De lidstaat kan ervoor kiezen om voor de internationale beleidsterreinen die het zelf als land blijft beheren toch een minister van buitenlandse zaken aan te houden. We zien dat bijvoorbeeld in het federale België. Zowel Vlaanderen als Wallonië, de twee grootste delen van die federatie, hebben naast de federale minister van buitenlandse zaken zelf ook zo’n beleidspersoon. En die beheren elk een aantal eigen ambassades naast de ambassades die vallen onder de federale minister. Bovendien kunnen lidstaten in nog meer opzichten van elkaar verschillen, bijvoorbeeld op het vlak van belastingheffing. Een bekend voorbeeld is de manier waarop Texas met goedkope belastingtarieven concurreert met Californië met zijn torenhoge belastingtarieven. Maar ook andere beleidsterreinen zoals bijvoorbeeld onderwijs, infrastructuur, transport, volkshuisvesting, sociaal beleid, et cetera, blijven behoren tot de soevereine beslissingsmacht van een lidstaat, totdat men gezamenlijk besluit om een bepaald beleidsterrein – bijvoorbeeld het energiebeleid inzake de klimaatsverandering – over te hevelen naar het federale orgaan omdat men als individuele lidstaat niet langer in staat is om daar goed voor te zorgen.

In het vierde en laatste deel van deze bijdragen over de staatkundige toekomst van Suriname leg ik uit dat er een grote drang bestaat om de intergouvernementele bestuurssystemen in te ruilen voor federaties. Dat heeft nieuwe consequenties voor de staatkundige positie van Suriname.

mr. dr. L.E.M. Klinkers
Directeur Klinkers Public Policy Consultants
www.kppc.nl/
Advertenties

Tuesday 19 March
Monday 18 March
Sunday 17 March