Column: Verkiezingsstrijd
08 Sep 2014, 15:00
foto


De verkiezingsstrijd in Suriname is in volle gang. Verkiezingen zijn een graadmeter voor sociale veranderingen in een samenleving en een feest voor de democratie.
Veertig jaar geleden kon je de uitslag voorspellen met je ogen dicht en een bord voor je kop: Hindostanen stemmen op Hindostaanse partijen, Afro-Surinamers stemmen op Afro-Surinaamse partijen, Javanen stemmen op Javaanse partijen etc. Sinds de coup van 25 februari 1980 ligt het complexer. De karakterisering van de NDP is minder in termen van etniciteit en meer in termen van ideologie (anti-koloniaal, erfenis van de coup etc). En de NDP is een grote speler in het politieke krachtenveld in de afgelopen decennia.

De vraag is nu: hoe is dit zo geworden? Hoe verklaren we dit nieuwe politieke patroon en wat kunnen we verwachten in de toekomst? Volgens mij ligt het antwoord in de fundamentele sociaaleconomische veranderingen en de daarmee gepaard gaande culturele veranderingen van de afgelopen vijftig jaar.
Onder druk van de Indonesische vrijheidsstrijd heeft de Hollandse kolonisator in 1948 de Surinaamse bevolking een minieme vrijheid toegestaan: de vrijheid om een eigen lokale regering te kunnen kiezen die wel altijd onder de controle stond van de Hollanders. Tegelijkertijd voltrokken zich belangrijke veranderingen in de economie: de oude plantage-economie maakte plaats voor de bauxietindustrie en de kleinlandbouw voor de gemechaniseerde rijstbouw. Ontwikkelingshulp opende Suriname voor de roof van grondstoffen door buitenlandse bedrijven. Voor iedere gulden ontwikkelingshulp in de periode 1954-1975 gingen er bijna drie guldens terug naar het buitenland in de vorm van winst overmakingen. Het nieuwe politieke systeem in combinatie met ontwikkelingshulp maakte het mogelijk dat we etnische politieke partijen kregen. Met ontwikkelingshulp groeide het overheidsapparaat. Door verkiezingen konden leiders uit etnische groepen politieke partijen vormen om de emancipatie van hun etnische groep en hun familie en vrienden te bevorderen. De staat was het instrument van emancipatie: banen, gronduitgifte, vergunningen etc.

Vijftig jaar verder is Suriname dramatisch veranderd. Niet ontwikkelingshulp, maar Surinaams ondernemerschap vormt de basis van de economie. Staatsolie is nu belangrijker dan Suralco. Surinaamse ondernemers kunnen etnische sympathieën hebben, maar hun grootste sympathie gaat uit naar geld. En zo kun je Hindostaanse of Afro-Surinaamse ondernemers hebben die met gemak de VHP, NPS of de NDP kunnen financieren, afhankelijk van de vraag wie hun economische belangen het beste dient.

Ontwikkelingshulp is verbonden aan de kolonisatie van de geest: altijd maar wachten tot de Hollander komt met geld en initiatieven en altijd maar gedwee en onderdanig zijn directieven opvolgen. Eigen ondernemerschap maakt zich los van de kolonisatie van de geest. Daardoor ontstaat er ruimte voor een antikoloniale houding. Demografische veranderingen leiden tot een verdere verzwakking van de basis van etnische politiek.

In 1971 vormen Hindostanen met 37% de grootste bevolkingsgroep van Suriname en was het aantal gemengde huwelijk te klein om opgenomen te worden in de bevolkingsstatistieken. In 2004 was het aandeel van de Hindostanen gedaald naar 27% en het aandeel van gemengde huwelijk opgelopen tot 12%. En dat proces heeft zich sindsdien voortgezet.
Ik kan een diepgaandere analyse maken van de feitelijke veranderingen die zich de afgelopen vijftig jaar hebben voltrokken, maar de conclusie voor de politieke strijd verandert niet: de ruimte voor politiekvoering op etnische basis wordt steeds kleiner. De NPS gaat nooit meer de grote partij van Afro-Surinamers worden en de basis voor een Hindostaanse partij zal steeds smaller worden, want partijen als de NDP zullen in de toekomst een solide maatschappelijke basis hebben ook al gaat Bouterse morgen dood. Het heeft niet met personen te maken, maar met maatschappelijke processen.
In de toekomst zullen partijen meer en meer een ideologische basis hebben. Etniciteit zal ongetwijfeld nog een rol spelen, maar die is aanzienlijk kleiner dan vijftig jaar geleden. Wie denkt dat er in vijftig jaar weinig is veranderd zal lelijk op zijn of haar neus kijken.

Wat is nu de ideologische basis van politieke partijvoering? Dat is nu nog onduidelijk. De NDP is een allegaartje van nationalistische en antikoloniale ideologie met opportunistische en kapitalistische retoriek. De frontpartijen hebben een allegaartje van etnische en pro-koloniale ideologie met liberale en mensenrechten retoriek.
Ik ben voorstander van een systeem waarin je kunt kiezen tussen twee duidelijke ideologische stromingen. Dat ontwikkelt zich niet van de ene dag op de andere, maar ik denk dat uiteindelijk je twee grote stromingen zult krijgen die niet op etnische basis zijn geschoeid.

Verkiezingen zijn een feest van de democratie. Ik pleit ervoor om televisie-debatten te organiseren met de leiders van de politieke partijen die een serie van debatten met elkaar aangaan over belangrijke thema’s voor de samenleving. Ik roep Bouterse en Santokhi op om televisie-debatten te voeren.
Je moet regels stellen voor dit soort debatten. Dan moet je afspraken maken over debatprocedures en over de inhoud.
De debatprocedures zijn eenvoudig: een moderator, iedereen krijgt een vraag en x minuten om te antwoorden. Je mag elkaar niet interrumperen etc. In Suriname moeten we gegeven de ervaringen in parlement en recente geschiedenis eraan toevoegen: je mag niet schieten, trappen of slaan.
Je moet een lijst van thema’s vaststellen. Ik stel de volgende thema’s voor: economisch beleid, onderwijs- en cultuurbeleid, regionale ontwikkeling, buitenlandse beleid, energiebeleid en moraliteit/mensenrechten.

Om dit te realiseren moet één politieke leider de moed hebben om de andere uit te dagen voor televisiedebatten. Wie durft?

Sandew Hira
Advertenties

Wednesday 24 April
Tuesday 23 April
Monday 22 April