Vonnissen Chiragally contra de Staat Suriname
28 Jul 2014, 20:00
foto


De vonnissen van eerst de heer Mohamed Oemar Ajoeb Chiragally tegen de Staat Suriname (12 juni 2014), en vervolgens de Staat Suriname tegen Chiragally (11 juli 2014) hebben niet alleen sterk de aandacht getrokken van de gemeenschap, maar hebben ook gezorgd voor beroering binnen de gelederen van de Surinaamse rechtswereld.
Dit omdat, mede naar aanleiding van berichten in de media, de indruk zou zijn gewekt dat in het tweede vonnis (Staat ca Chiragally) de desbetreffende kantonrechter het eerdere vonnis van een andere kantonrechter zou hebben vernietigd.

De vraag die vooral onder de juristen opkwam is hoe het mogelijk is dat een kantonrechter als een soort appèlrechter (hoger beroep rechter) in eerste instantie kan optreden. Volgens ons systeem van burgerlijk procesrecht kan alleen in hoger beroep een vonnis van de kantonrechter worden vernietigd. Wel is het zo dat in bijzondere gevallen de ene kantonrechter de werking van het vonnis van een andere kantonrechter kan opschorten.
Een van de redenen hiervoor zou kunnen zijn dat het eerste vonnis als apert onjuist moet worden gekwalificeerd en derhalve zeer waarschijnlijk in hoger beroep geen stand zal houden. De rechtspraak is echter zeer spaarzaam met het geven van laatst gemelde kwalificatie. Dit omdat het erop zou neerkomen dat de ene rechter aan zijn andere collega een brevet van ongeschiktheid geeft. Natuurlijk zou het ook kunnen zijn dat de eerste rechter, door welke omstandigheden dan ook, gedwaald heeft of zich door emoties heeft laten leiden bij het wijzen van het vonnis.

We kunnen ons afvragen of een dergelijke situatie zich heeft voorgedaan bij het vonnis van de kantonrechter de dato 12 juni 2014 A.R. no. 142157. Hiervoor is het nodig de feiten die van belang zijn voor dit vonnis de revue te doen passeren.
Bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen de dato 31 oktober 1994 is aan Chiragally een perceelland, groot 28,97 ha , gelegen in het district Paramaribo ten oosten van Nieuw Charlesburg, in grondhuur verstrekt, ter uitoefening van de landbouw. Bij beschikking de dato 25 juni 1996 wordt op verzoek van Chiragally bestemmingswijziging verleend, in dier voege dat hij een deel van het perceel mag gebruiken voor bebouwing en bewoning . In 2009 wordt aan Chiragally opnieuw bestemmingswijziging verleend, zodat hij het gehele perceel mag gebruiken voor bebouwing en bewoning.

Bij de desbetreffende beschikkingen was bepaald dat de bestemmingswijziging binnen vier maanden na dagtekening moest worden ingeschreven ten Gliskantore (hypotheekkantore) op straffe van verval van de beschikkingen. Chiragally heeft verzuimd deze beschikkingen in te schrijven. Reden voor de Minister van ROGB om hem te sommeren om binnen vier weken te voldoen aan de cultuurplicht, op straffe van verval van het recht van grondhuur.
Inmiddels had eiser het perceel bouwrijp gemaakt en allerlei infrastructurele investeringen gepleegd ter grootte van enkele miljoenen Amerikaanse Dollars. De Staat Suriname zou ontsluitingskosten ontvangen hebben, terwijl geen enkel werkzaamheid in die richting zou zijn verricht.

Vraag: brengt het verzuim tot inschrijving van de bestemmingswijziging binnen de gestelde tijd met zich mee dat de oude bestemming is gaan herleven?
De kantonrechter is van oordeel dat de oorspronkelijke bestemming van landbouw-doeleinden wederom van toepassing is, maar dat vervallenverklaring van het recht van grondhuur in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en gelast daarom de Staat (Min van ROGB) aan eiser nieuwe beschikkingen te verstrekken houdende bestemmingswijzing voor bebouwing en bewoning (artt 14 jo 19 DUD).
Tevens wordt de Staat verboden de vervallenverklaring van het recht van grondhuur in registers in te schrijven en voor zover dit al gebeurd zou zijn, die inschrijving door te halen, alles op straffe van een eenmalige dwangsom van SRD 50.000.000,-- (Vijftig Miljoen Surinaamse Dollar). Het vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, hetgeen betekent dat Chiragally ondanks hoger beroep toch tot executie ervan mocht overgaan.

Nadat Chiragally een aanvang gemaakt had met de executie onder andere middels betekening van de dwangsom, is de Staat in het geweer gekomen tegen de executie, hetgeen geleid heeft tot het tweede vonnis de dato 11 juli 2014 A.R. no. 14-2937.
De Staat vorderde primair verbod tot verdere executie van het vonnis van de kantonrechter de dato 12 juni 2014, alvorens hierover in hoger beroep definitief is beslist en subsidiair dat gedaagde zal worden verboden verdere executie van het bepaalde onder punt 5.4 (het binnen één maand verstrekken van nieuwe beschikkingen houdende bestemmingswijzigingen voor bebouwing en bewoning) en 5.8 (eenmalige betaling van de dwangsom van SRD 50.000.000 van voormeld vonnis over te gaan, alvorens hierover in hoger beroep definitief is beslist.
Het subsidiair gevorderde wordt door de kantonrechter toegewezen. De kantonrechter gaat er wel van uit dat een zichzelf respecterende uitvoerende macht zich houdt aan het bepaalde in een rechterlijk vonnis, zolang dit vonnis in stand is.

De vraag of de rechter met betrekking tot 5.4 van het dictum op de stoel van de uitvoerende macht is gaan zitten, dient volgens de kantonrechter door de appelrechter te worden beantwoord.
De betekenis van het tweede vonnis is niet dat Chiragally door de desbetreffende kantonrechter in het ongelijk gesteld is en dat de zaak door de Staat gewonnen is, zoals abusievelijk in mediaberichten is gesuggereerd. Deze uitspraak houdt slechts in dat Chiragally niet tot executie van het vonnis van de eerste kantonrechter mag overgaan, maar dat hij de definitieve uitspraak in hoger beroep moet afwachten.

Dwangsom van SRD 50 miljoen
Een belangrijke overweging voor de tweede kantonrechter is naar mijn mening de betaling van de eenmalige dwangsom van SRD 50.000.000. Beseft moet worden dat voormeld bedrag uit de Staatskas moet worden voldaan en dat de Surinaamse economie, die al met grote problemen kampt, een ernstige klap zou krijgen.
Het komt er dus op neer dat de gemeenschap zou moeten bloeden voor een misslag van autoriteiten. Anderzijds heeft de kantonrechter ook overwogen dat het nooit zo mag zijn dat het the King can do no wrong principe opgeld zal doen.

Echter brengt volgens de kantonrechter een diepgaande belangenafweging met zich mee dat executie van de dwangsom moet worden verboden. Tevens verbiedt hij het slaan van een nieuwe beschikking door de Staat (Minister van ROGB) houdende bestemmingswijziging in bebouwing en bewoning. Dit omdat het mogelijk zou zijn dat de rechter in hoger beroep mee zou kunnen gaan met het argument van de Staat dat de rechterlijke macht niet op de stoel van de uitvoerende macht mag gaan zitten. Voor het overige blijft het vonnis van de eerste kantonrechter in stand. Dit betekent dat Chiragally zijn recht van grondhuur behoudt, echter voorlopig met als bestemming uitoefening van landbouw. Dit komt er inderdaad op neer dat Chiragally zijn woningbouwproject on hold moet zetten totdat het Hof een definitieve beslissing in hoger beroep heeft gegeven.

Als kanttekening bij dit vonnis kan gesteld worden dat de Staat formeel gelijk heeft dat de bestemmingswijziging niet binnen vier maanden is ingeschreven, zulks op straffe van verval van de beschikking. Vermeldenswaard is dat deze vervaltermijn niet genoemd wordt in het Decreet Uitgifte Domeingrond of enig ander wetsartikel, maar gebaseerd is op de beschikking van de desbetreffende minister. De vraag kan gesteld worden welk redelijk belang gediend wordt met bedoelde termijn. Een inschrijving in de registers is primair bedoeld voor de zogenaamde derdenwerking die inhoudt dat derden die de registers raadplegen ervan op de hoogte zijn dat de bestemming is gewijzigd. Het belang van de Staat hierbij is m.i. niet of nauwelijks aanwezig. Door het geven van de bestemmingswijziging heeft de Staat immers al toegegeven dat zij het met die wijziging eens is en dat het grondbeleid daardoor op geen enkele wijze is aangetast.

Carlo R. Jadnanansing
Advertenties

Tuesday 19 March
Monday 18 March
Sunday 17 March