Column: Positieve actie
19 May 2014, 11:00
foto
(Foto: nucnet.nl)


Afgelopen week had ik één van de leukste ervaringen van dit jaar. De studentenorganisaties New Urban Collective en Amsterdam United hadden een bijeenkomst georganiseerd in het kader van de campagne I too am VU/UvA.
Gloria Wekker, ik en Barbara Bos van het College van de Rechten van de Mens waren de inleiders.
De bijeenkomst was heel druk bezocht. Het overgrote deel bestond uit zwarte jongeren, maar er waren ook enkele witte deelnemers.
Het thema was racisme. Een onderwerp dat aan de orde kwam was Positieve Actie. Amerikanen noemen het Affirmative action. In India heet het Reservation. In alle gevallen gaat het om het instellen van wetgeving die verplicht om een bepaald percentage van de banen (bij onderwijsinstellingen gaat het om studenten en docenten) te reserveren voor mensen uit bepaalde achtergestelde groepen.

India was één van de eerste landen die in haar grondwet 'reservering' vastgelegd heeft voor de ‘onaanraakbare’ kasten. De regeling wordt toegepast op overheidsinstituten en onderwijsinstellingen. Een aantal zetels in het parlement moet volgens de wet ingevuld worden door leden uit die groeperingen.
Het heeft gewerkt. Groepen die nooit aan de bak kwamen hebben in vijftig jaar tijd hun positie enorm verbeterd. Hoewel kasten-sentimenten nog aanwezig zijn, is de praktijk van discriminatie op de arbeidsmarkt aanzienlijk verbeterd voor deze groepen.

Een soortgelijke ontwikkeling hebben we in de Verenigde Staten gezien. In Amerika is in 1964 de Civil Rights Act aangenomen. Daarin is het criterium opgenomen van statistische discriminatie. Er is sprake van discriminatie als een onderneming statistisch gezien een ondervertegenwoordiging heeft van achtergestelde groepen, c.q. Afro-Amerikanen. De onderneming heeft dan de taak om te bewijzen dat er geen sprake is van discriminatie. Het presidentschap van Obama was niet mogelijk geweest zonder positieve actie. Waarom?

Positieve actie is meer dan het reserveren van banen voor achtergestelde groepen. Positieve actie is het ontwikkelen van een klimaat waarin dit normaal gevonden wordt. In India en Amerika (er zijn meer landen met wetgeving voor positieve actie zoals Nigeria, Maleïsie, Sri Lanka) is de wetgeving tot stand gekomen dankzij strijd van die achtergestelde groepen en de realisatie bij de meerderheid van de samenleving dat sociale spanningen verminderd kunnen worden door deze groepen te emanciperen. Dat betekent dat de discussie over de noodzaak hiervan niet alleen gaat over emancipatie van deze groepen maar over de overlevingskansen van de meerderheid op lange termijn. Multiculturele landen als India en Amerika zullen ten onder gaan aan etnische spanningen als er geen mechanismen gevonden worden om die spanningen te verminderen. Dus samen met positieve actie is de hervorming van het onderwijs, de inhoud van kennisproductie, het bestrijden van vooroordelen en vooral het erkennen dat racisme bestaat en bestreden moet worden.
Door dat klimaat ontstaat bij de meerderheid van de bevolking het besef dat het moreel en politiek correct is om achterstanden te bestrijden met drastische maatregelen. In mijn vorige column heb ik het voorbeeld behandeld van de witte voorzitter van de NBA die Donald Sterling, de eigenaar van de LA Clippers, hard strafte vanwege zijn racistische uitspraken.

In Suriname is deze discussie achterhaald omdat achtergestelde groepen middels eigen politieke partijen politieke macht weten te veroveren. De keerzijde is dat de politiek etnisch is ingekleurd. Die inkleuring is deel van de emancipatiebeweging van de verschillende groepen.

In Nederland hebben achtergestelde groepen geen politieke macht. Het besef ontbreekt bij de meerderheid van de bevolking dat er sprake is van racisme. Dus is de enige manier om dat besef te ontwikkelen de sociale mobilisatie van die groepen zelf.
De bijeenkomst van NUC en Amsterdam United is onderdeel van die mobilisatie. Daarvoor is moed nodig. Veel migranten zijn bang om de eis van positieve actie te stellen. Ze zijn bang dan Nederlanders boos gaan worden. Die angst houdt ze zwak. We moeten leren dat emancipatie betekent dat je mensen, die daartegen zijn, boos gaat maken. Als je dat niet wil, kun je liever een komiek worden in de hoop dat ze veranderen als je ze aan het lachen brengt.

Je moet durven zonder angst de eis te stellen dat er in Nederland wetgeving moet komen voor positieve actie. Door die eis te stellen – zoals vroeger vrouwen de eis stelden voor algemeen kiesrecht of homo’s de eis om te mogen trouwen voor de wet – zet je het emancipatieproces in beweging.
Dan zul je nog wel de discussie moeten voeren en de argumenten pro en contra moeten behandelen, maar zonder die eis heeft de discussie geen zin.

Een argument dat ik afgelopen week hoorde was dat positieve actie leidt tot een situatie waarbij witte mensen denken dat zwarte mensen een baan krijgen niet vanwege hun kwaliteiten, maar vanwege een voorkeursbehandeling. Daarom moet je die eis niet stellen.
Mijn tegenargument komt uit het arsenaal van Decolonizing the Mind. De eis van positieve actie komt voor uit de situatie dat onze mensen met dezelfde opleiding vier keer meer kans hebben om werkloos te worden dan witte mensen. Werkloosheid betekent geen inkomen hebben, afhankelijk zijn van een povere uitkering, geen sociale contacten kunnen onderhouden, geen huis kunnen kopen, je niet kunnen ontwikkelen in de samenleving. Positieve actie corrigeert dit onrecht. Waarom zou ik mij iets moeten aantrekken van de frustraties van een witte man of vrouw die weigert te geloven dat er racisme is op de arbeidsmarkt en frustraties en vooroordelen koestert over je kwaliteiten. Waarom zou ik moeten reageren door te zeggen: “Jouw frustraties betekenen zoveel voor mij dat ik liever werkloos wordt om je tevreden te stellen.” Je moet behoorlijk gekoloniseerd zijn in je geest om zo te denken.
Nu kun je als tegenargument gebruiken: moeten we dan die frustraties negeren?
Mijn antwoord is: nee. Je moet ze niet negeren. Je moet doen wat in Nederland veel gebeurt. Gooi er een cursus tegenaan voor deze mensen met als titel: “Hoe ga ik om met mijn witte frustratie bij de emancipatie van zwarte mensen?”
Die cursus moet ontwikkeld en aangeboden worden zodat men weet dat we echt iets willen doen aan die frustraties. Mensen hebben het recht om racist te zijn. Ze hebben het recht om ongeciviliseerd te zijn. De cursus zal ze leren dat dat recht geworteld is in de vrijheid van meningsuiting, maar dat dat niet betekent dat je altijd van dat recht gebruik hoeft te maken.

De discussie op de bijeenkomst was gepassioneerd en soms emotioneel. Een witte man sprak tijdens de bijeenkomst uit dat hij in het onderwijs veel geleerd heeft over slavernij en VOC en vindt dat er overdreven wordt. Sommige zwarte mensen reageerden furieus hierop. Een zwarte zuster stond op en zei dat iedereen recht heeft op een mening. Vervolgens wordt ze uitgemaakt voor house negro. Weer een ander roept dat de witte man moet leren luisteren.
Ach, passie en emotie horen erbij, maar in alle eerlijkheid vind ik dat de zwarte zuster gelijk had. In discussie met witte mensen moeten zij de ruimte krijgen om hun argumenten te presenteren. Ze moeten niet alleen luisteren, maar juist mee discussiëren. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar de ruimte voor tegengeluiden bij discussies met zwarte mensen is hard nodig om ons sterker te maken in de emancipatiestrijd.

Het argument van de house negro heb ik zelf vaker gebruikt. Ik heb tijdens die bijeenkomst uitgelegd dat we dit argument niet zomaar moeten gebruiken in discussie tussen zwarte mensen. Ik gebruik de term alleen in situaties waarin er sprak is van macht. Zwarte mensen die macht hebben om vooruitgang te blokkeren, die noem ik house negro’s of Uncle Toms. Maar mensen die net als ik in normale discussies zijn en argumenten gebruiken die ik koloniaal vindt, zal ik geen house negro’s noemen omdat dit verschil van mening geen gevolgen heeft voor de machtsverhoudingen.
De emoties van die dag zijn deel van onze emancipatiestrijd.

Maar die dag was ik vervuld van een andere emotie. Mijn zoon studeert in Amsterdam en werkt hard aan zijn scriptie. Ik spreek hem elke dag via skype, maar had hem drie weken niet gezien. Als je geen vader bent, zul je niet begrijpen wat ik ga vertellen. Voor een vader is een kind een baby. Al groeit het uit tot een volwassen mens, zijn ouders zullen dezelfde gevoelens koesteren van een baby. En dat is dat je het wil knuffelen, vasthouden, je ervan verzekeren dat het goed gaat met hem. Als je drie weken geen kans heb gehad om dat te doen, dan verlang je ernaar.
Ik vertelde mijn zoon dat ik vanuit Den Haag naar Amsterdam zou gaan om te spreken op de bijeenkomst op de Vrije Universiteit. We spraken af in de kantine en hadden een gezellige tijd met elkaar.
Mijn dochter heeft de schoonheid van haar moeder en het karakter van haar vader. Mijn zoon heeft beide van zijn moeder. Hun moeder is altijd kritisch over wat ik doe. Mijn dochter is vaker bij mijn lezingen en helpt me met haar feedback. Deze keer ging mijn zoon mee. Voor een toeschouwer in het publiek is dat niet zichtbaar, maar als ik tijdens het spreken zijn gezicht zie dan voel ik dezelfde warmte in mijn lichaam stromen als toen ik hem als een baby in mijn armen hield.
Tussen alle emoties van een maatschappelijk geëngageerde bijeenkomst was er in mij de emotie van de vader die zijn zoon miste. We zijn na de bijeenkomst laat in de avond ergens nog een shoarma gaan eten. Quality time voor vader en zoon.

Soms vergeten we in de hitte van de emancipatiestrijd dat er zoiets is als menselijke warmte die we moeten koesteren en ons remt in onmenselijk gedrag.
De warmte van de ontmoeting met mijn zoon maakte ik voor de tweede keer mee. De volgende dag moest ik spreken op een demonstratie in Den Haag van Joden, Moslims en Christenen tegen Wilders op uitnodiging van Mohamed Rabbae. Rabijn Soetendorp was één van de mensen die sprak over de noodzaak van verbinding. Ik sprak over wat ons bindt en wat ons scheidt en de noodzaak om wat ons scheidt ook te bespreken, zoals Zwarte Piet en Positieve Actie. Het was een goede demonstratie. Een oudere Marokkaanse man kwam naar me toe. Ik had niet door dat ik van huis was gegaan met een trui en een overhemd waarvan de kraag niet goed zat. De man sprak me lachend aan, terwijl hij de kraag van mijn overhemd uit de trui vandaan haalde en goed zette: “Je hebt mooi gesproken, broeder.” Hij noemde me broeder, maar hij had mijn vader kunnen zijn met dezelfde warmte die ik een dag eerder had gevoeld.

Sandew Hira
Advertenties

Wednesday 24 April
Tuesday 23 April
Monday 22 April