Column: De worsteling van politiek en etniciteit
27 Jan 2014, 10:00
foto
Foto-collage VHP-Info.


Dertig jaar geleden nodigde wijlen Fred Derby, voorzitter van de vakcentrale C-47, me uit om naar Suriname te komen in het kader van onze samenwerking in de strijd tegen de militaire dictatuur. De militaire dictatuur was volop aan de macht. Derby was bezig om met de leiders van de oude politieke partijen een tegenmacht op te bouwen tegen de militaire dictatuur.
Op een avond zaten we op zijn balkon te praten over de oude leiders.
Hij lachte toen hij zei: “Weet je wat Lachmon zou zeggen als hij je hier zou zien zitten?”
Ik: “Geen idee, ik ken de man niet persoonlijk.”
Derby: “Fred, je kunt doen wat je wilt met hem, maar at the end of the day, is hij van mij.”
We moesten vreselijk lachen. Fred had een diep respect voor Lach, zo noemde hij de VHP-voorzitter. Lachmon bedoelde: een Hindostaan blijft een Hindostaan. Wat er ook gebeurt, hij (vrouwen telden toen niet) zal altijd kiezen voor zijn etnische groep en nooit voor een ideaal. Hij mag veel praten over idealen, maar diep in zijn hart denkt iedereen etnisch. En dat geldt voor de Hindostaan, de Afro-Surinamer, de Javaan etc.

Deze anekdote is tekenend voor de diepgaande transformatie die nu al enkele decennia aan de gang is in Suriname, en met name voor de beginfase van dekolonisatie.
Sinds de jaren vijftig, met de introductie van algemeen kiesrecht en de vorming van politieke partijen op etnische basis, is politiekvoering gebaseerd op een simpele gedachte: iedere etnische groep heeft een emancipatiestreven (vooruit komen in de samenleving). Iedere etnische groep heeft een infrastructuur hiervoor: media, sociale netwerken, politieke partijen. Maar iedere etnische groep bestaat weer uit een conglomeraat van deelbelangen: individuen, families, sociale netwerken. En soms prevaleert een deelbelang boven het belang van de etnische groep.
Dat was grofweg het geval tussen 1948 en 1980. Die fase noem ik eerste fase van dekolonisatie. Suriname was nog steeds een kolonie, maar de introductie van zelfbestuur, het algemeen kiesrecht en de nieuwe economische basis (bauxiet i.p.v. plantage-landbouw) gaf de kolonie een ander gezicht.

Sinds 1980 is een proces ingezet van diepgaande transformatie van de Surinaamse samenleving: politiek, economisch, sociaal, cultureel en ook etnisch. In de politiek is er een nieuwe dimensie gekomen: dekolonisatie, voor of tegen de militaire dictatuur en haar erfenis. In de economie is de basis verschoven van monocultuur naar diversiteit (naast bauxiet zijn nu van belang olie, goud, toerisme). In sociaal opzicht is de oude gekleurde handelselite vervangen door een nieuw ondernemerschap uit allerlei etnische groepen. In cultureel opzicht is in alle etnische groepen een groeiende laag van hoog opgeleide mensen die niet klakkeloos achter een leider lopen. En in etnisch opzicht zien we dat het aantal gemengde relaties toeneemt. In 1971 was 0% van de bevolking gecategoriseerd als gemengd in de volkstelling en 0% als onbekend. In 2004 was 12% ‘gemengd’ en 7% ‘onbekend’, samen bijna eenvijfde van de Surinaamse bevolking. Deze fase noem ik de tweede fase van dekolonisatie (politiek, economisch etc).
In het licht van deze transformatie moeten we de worsteling van etniciteit in de politiek bekijken.

Ik krijg regelmatig de nieuwsbrief van de VHP toegestuurd. Ik weet niet of andere politieke partijen ook een nieuwsbrief hebben, want als dat zo is zou ik die graag ontvangen. De VHP nieuwsbrief is een bijzonder interessante uitgave, die ik met veel plezier lees. Los van de gebruikelijke partijpolitieke propaganda – dat is het doel van communicatie van alle politieke partijen – bevat het interessante bijdragen over tal van onderwerpen. In de foto-galerij kun je goed zien hoe de partij worstelt met één van de belangrijkste vraagstukken in de Surinaamse politiek: de verhouding tussen etniciteit en partijpolitiek. Demografische gegevens tonen aan dat zelfs als per etnische groep er één partij zou zijn en iedereen uit die etnische groep op die partij zou stemmen toch geen enkele etnische groep een absolute meerderheid aan stemmen kan krijgen. Tussen 1948 en 1980 was grofweg het model om regeermacht uit te oefenen een coalitie van partijen uit diverse etnische groepen. Natuurlijk, er waren bij de NPS ook Hindostanen – vooral moslims – en had Lachmon op een blauwe zondag een Afro-Surinamer met de typische naam Blackman op zijn kieslijst staan. Maar dat was meer een formaliteit om aan te geven dat men weliswaar etnisch mobiliseert, maar niet etnisch wil zijn, want natuurlijk een innerlijke tegenstrijdigheid is.

Uit de nieuwsbrief van de VHP zie je een nieuwe worsteling. In alle edities zijn er wel foto’s waaruit moet blijken dat niet alleen Hindostanen VHP bijeenkomsten bezoeken. Of je ziet VHP-leider Santokhi in gesprek met mensen uit andere etnische groepen. Anders dan in de periode van Lachmon is er een bewust beleid om de uitstraling van de VHP multi-etnisch te laten zijn. Bij Lachmon was het meer in woorden dan in daden.

De VHP kampt net als de NPS en andere partijen uit de eerste fase van dekolonisatie met een groot dilemma: enerzijds heb je nog steeds diepgewortelde etnische sentimenten op basis waarvan politieke mobilisatie plaatsvindt. Anderzijds verandert de demografie en cultuur waardoor er een groeiende groep ontstaat die niet alleen op basis van etnische sentimenten haar handelingen bepaalt. Als je je partij op etnische leest schoeit, mis je in de toekomst mogelijk de boot. Maar als je je partij een ideologische basis wil geven, loop je het risico dat een andere partij die etnisch mobiliseert met een deel van de stemmen er vandoor gaat.

Dat dilemma doet zich niet voor bij de NDP. De NDP is niet mijn partij. De leider van die partij is verantwoordelijk voor de moord op mijn broer. Het is ondenkbaar dat ik ooit steun zal geven aan die partij. Maar mijn analyse van die partij maak ik niet op basis van emoties. De NDP is typisch een partij uit de tweede fase van dekolonisatie. De etnische basis van de NDP is divers. Namens de NDP spreken Hindostanen in het parlement en in het publieke domein. Namens de NDP zitten Hindostanen in de regering. Het is een signaal dat die partij niet etnisch, maar ideologisch wil denken. De manier waarop men daar met etnische sentimenten omgaat is dat men er niet openlijk over praat. De daden moeten laten zien wat ze denken. Er zijn geen Hindostanen die namens de NPS praten in het parlement of Afro-Surinamers namens de VHP.

In deze nieuwe fase ligt een soortgelijke uitdaging voor de oude partijen. In de VHP nieuwsbrief zie je amper Creolen of Javanen namens de VHP spreken. Het is ook duidelijk waarom: als een Afro-Surinamer een VHP-leider kan zijn, of een Hindostaan een leider van de NPS, wat is dan de basis van het leiderschap? Die moet veranderen van etniciteit in ideologie. Maar de basis van de partijen lag nooit in ideologie losgekoppeld van etniciteit.

Het denken over dit soort vraagstukken zal vroeg of laat leiden tot het openen van de kast die bij alle politieke partijen tot nu toe gesloten is: de kast van de etnische geest. Alle moderne samenlevingen in de wereld hebben hiermee te kampen: de relatie tussen natievorming en etniciteit. De foto-galerij van de VHP nieuwsbrief is een poging om dit vraagstuk te adresseren. In essentie komt dit vraagstuk hierop neer: hoe gaan mensen met een verschillende etnische achtergrond met elkaar om. In mijn optiek heb je drie benaderingen.

De eerste benadering is zwijgen. Als je het er niet over hebt, dan bestaat het niet. Alleen praten over het belang van natievorming en niet over het belang van etnische identiteit. Die twee worden tegenover elkaar gezet. Je kunt niet voor natievorming zijn en voor het bevorderen van je etnische identiteit. Maar ik denk dat beide mogelijk zijn. Je kunt én werken aan natievorming én de eigen etnische identiteit van de verschillende groepen bevorderen. Maar daarvoor moet je beleid ontwikkelen. Het komt niet uit de lucht vallen.

De tweede benadering is kijken naar wat je scheidt. Dat is tot nu toe de gangbare benadering in Suriname. Geheel in de lijn van de koloniale verdeel-en-heers-politiek zien sommige mensen altijd iets negatiefs in de andere etnische groep. Ze benadrukken de negativiteit. Deze benadering heeft een destructieve logica. Want waar stop je? Waar stopt het uitspelen van de ene groep tegen de andere? Hier is het Afro-Surinamers tegen Hindostanen, daar is het moslims tegen Hindoes of Arya Samaj tegen Sanatan Dharm of Soenni’s tegen Ahmadyas. De logica van de tweede benadering is gebaseerd op een mensbeeld dat me zeer tegen de borst stuit. Het doet een appèl op de laagste instincten van de mens: jaloezie, haat, wantrouwen, survival of the fittest in the jungle, een ander niets gunnen. Hoe kun je ooit oprecht vrienden hebben buiten je eigen groep als dit mensbeeld leidend is in je leven? Je komt bovendien terecht in een situatie waarbij je mensen uit je eigen groep gaat verdedigen die dat niet verdienen.

De derde benadering, de benadering die ik bepleit, is kijken naar wat je bindt. Dat is de dekoloniale benadering. Wat hebben mensen uit de verschillende groepen met elkaar gemeen: niet alleen een koloniaal verleden, maar ook een gezamenlijke toekomst. Je zit niet in een concurrentiestrijd maar in een gezamenlijke strijd voor een gezamenlijke toekomst. De vooruitgang van de andere groep wordt niet gezien als de achteruitgang van de eigen groep. Je gunt iedere groep en ieder individu uit die groep een betere toekomst. Je steunt elkaar om die vooruitgang te bereiken. Je doet een appèl op de beste instincten van de mens: liefde, solidariteit, vertrouwen, menselijkheid. Op basis van zo’n mensbeeld leer je dat er mensen zijn aan de andere kant die dezelfde idealen en gevoelens kunnen koesteren als jij die hebt. Je staat open om te leren en te genieten van wat anderen hebben voorgebracht. Je leert ook te zien dat in je eigen groep er mensen zijn die je niet wilt verdedigen: boeven, bandieten, bedriegers.

Iedere benadering heeft eigen beleidsimplicatie. De eerste benadering heeft als beleid: niet praten over etniciteit.

De tweede benadering heeft als beleid: bouw een etnische partij op en mobiliseert etnische sentimenten. Voor de meeste partijen is dat business as usual.

De derde benadering vereist een ander beleidstraject. In kadervorming en communicatie zal het vraagstuk van binding moeten worden uitgewerkt. Het kan belangrijke gevolgen hebben. Heeft het zin om een multi-etnische SPA, VHP en NPS te hebben en zou je niet moeten praten over een fusie van die partijen. Wat is de ideologische basis voor die fusie?

Wat een gewone nieuwsbrief niet voor vragen kan oproepen, als je durft om vragen te stellen.

Sandew Hira
Advertenties