Werd Bouterse onterecht in het NOS-journaal beschuldigd?
23 Sep 2012, 09:30
foto
Orlando Mo-Ajok


De stelling van minister Winston Lackin van Buitenlandse Zaken in Starnieuws van 17 september jl. dat het NOS-journaal president Desi Bouterse en zijn zoon Dino ten onrechte ervan beschuldigd heeft dat zij zich aan criminele activiteiten schuldig gemaakt zouden hebben, vormt voor mij aanleiding voor de navolgende beschouwing.

Het in de openbaarheid brengen van onjuiste, onvolledige misleidende mededelingen is onrechtmatig. Allereerst mogen er geen feiten in de openbaarheid worden gebracht die onjuist zijn. In de tweede plaats mogen mededelingen door onvolledigheid niet misleidend zijn. In de derde plaats mogen de mededelingen niet onnodig grievend zijn, met name als het gaat om kwalificaties die een beschuldiging inhouden zoals 'drugsbaron'. Dit laatste heeft niet alleen betrekking op feiten doch ook op meningen. Een mededeling wordt reeds als beledigend en onnodig grievend aangemerkt, indien die mededeling de eer en goede naam aantast. Hiervoor is overigens geen kwade opzet vereist.

Indien iemands naam in ongunstige (‘beschamende’) zin in de publiciteit wordt gebracht hij/zij daardoor ernstige reputatie- en prestigeschade kan ondervinden. De twee voornaamste redenen voor het naar buiten brengen van bedoelde, aan een naam gekoppelde, negatieve publiciteit zijn:
i. het publiek te behoeden respectievelijk te waarschuwen;
ii.het benadelen van de persoon waarvan de naam in een ongunstig daglicht wordt gesteld om daarmee te bereiken dat die persoon wordt gestraft en/of zijn ondeugdelijke wijze staakt dan wel niet herhaalt.

Vooropgesteld dient te worden dat in beginsel een ieder het recht heeft op vrijheid van meningsuiting, dus ook het plaatsen van berichten in de media. Indien er echter sprake is van dusdanige uitingen of ernstige beschuldigingen die kunnen leiden tot reputatieschade van concrete personen, ligt het anders en kan het handelen onrechtmatig worden geoordeeld en aan sancties worden onderworpen. Een forum is immers géén vrijbrief voor het uiten van ongespecificeerde en niet onderbouwde beschuldigingen jegens bepaalde personen.

Het NOS-journaal heeft zich als een ‘public watchdog’ opgeworpen door de ernstige en zware strafbare verdenking jegens president Bouterse en zijn zoon in de publiciteit te brengen. Het moge duidelijk zijn dat de gewraakte publicatie zich op een breed publiek richt met als doelstelling een publiek debat ten aanzien van een kennelijke misstand uit te lokken. Een inbreuk op het recht op privacy ten gunste van de vrijheid van meningsuiting is echter alleen gerechtvaardigd indien er sprake is van een daadwerkelijke bijdrage aan het publieke debat en dat een mening die een aantasting vormt van eer en goede naam, slechts dan in het openbaar geuit mag worden indien daarvoor een voldoende feitelijke onderbouwing is.

Met het vereiste van de mate waarin de verdenking steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal wordt aangegeven, dat de aangevoerde omstandigheden objectief en verifieerbaar dienen te zijn. Het feitenmateriaal dient zodanig te zijn dat het voor iedere - weldenkende en over een gezond verstand beschikkende - journalist/publicist voldoende is om een strafrechtelijke beschuldiging te kunnen rechtvaardigen. Ik ga vooralsnog er dan ook vanuit dat het feitenmateriaal waarover het NOS-journaal beschikt voldoet aan de daaraan te stellen objectieve en minimum vereisten.

Uit de stelling van minister Lackin dat Nederland niet zal ophouden om met vuil te smijten en Suriname proberen zwart te maken leid ik af dat hij kennis heeft van de feiten en omstandigheden waarop het NOS-journaal zich baseert. Ik veronderstel dat hij vervolgens tot de conclusie gekomen is dat voor de beschuldiging van het NOS-journaal dat de president mogelijk bij de criminele activiteiten van Piet W betrokken is geen feitelijk voldoende grondslag aanwezig is. Immers, minister Lackin kan pas na kennisname van de desbetreffende feiten en omstandigheden zich daaromtrent een oordeel vormen het door hem ingenomen standpunt met zo een grote stelligheid en grote woorden verdedigen. Het zou de minister dan ook gesierd hebben indien hij zijn weerlegging van de beschuldiging van het NOS-journaal op zijn beurt concreter en specifieker zou hebben onderbouwd.

De bewering van minister Lackin dat de beschuldiging door het NOS-journaal inmiddels al ontkracht zou zijn door de advocaat van de president, mr. Inez Weski kan mij vooralsnog niet overtuigen omdat zover mij bekend het NOS-journaal tot op heden de gewraakte publicatie niet heeft gerectificeerd.

Amsterdam, 23 september 2012
mr. O.H.A. Mo-Ajok
Advertenties

Thursday 25 April
Wednesday 24 April
Tuesday 23 April